Ik wéét dat het niet gepast is (Never judge a book by the cover, weet je wel) om zoiets te doen, maar toen ik in de Gerard Walschapstraat een jonge man in verregend trainingspak, met een capuchon over het hoofd, een blikje bier van het treurigstemmende merk Cara in de hand en een verregend hondje in zijn buurt zag lopen dacht ik tóch “Die heeft nog nooit iets van Gerard Walschap gelezen….”
Voor Henri-Floris Jespers’ blog Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie maak ik een serie over straten in Antwerpen die naar dichters zijn vernoemd: Dichter op het stadsplan. Het zijn er nogal wat, zo’n kleine zeventig. Niet mis. Ik maak voor de reeks steeds een foto van de dichterstraat in kwestie, en zoek daar een portret van de auteur bij alsmede een gedicht. Hetgeen niet altijd even makkelijk is, want Lode Cantens heeft een Lode Cantensstraat gekregen en ik weet dat hij (ook) twee dichtbundels schreef, maar ik ben nog steeds niet op het spoor van de titels daarvan gekomen. Laat staan op de plek waar ik die zou kunnen vinden. Zelfs in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience ving ik (tot nu toe) bot. Maar: het is hoe dan ook leuk werk, dat je soms in buurten van de stad brengt waar je nog niet eerder was. Die Lode Cantensstraat bijvoorbeeld. Een eerder triest straatje, in de schaduw van grauwe wooncomplexen. Maar het kan nog droeviger. Natuurlijk werden er geen dichters bedacht met een avenue of een boulevard. Maar Paul van Ostaijen weet zich herdacht met een deftige straat op Linkeroever en Karel van de Woestijne kreeg toch maar mooi een -lei en een -straat. August Van Cauwelaert kreeg zelfs een brug, een laan én een sluis met zijn naam.
Terug naar de Gerard Walschapstraat. Daar toog ik heen met bus 720, naar een viertal naar dichters vernoemde straten. Behalve die van Walschap dragen die de namen van Victor J. Brunclair, Alice Nahon en….van de door mij bijzonder gewaardeerde Maurice Gilliams. Ik begrijp best dat er in de oude stad weinig mogelijkheden zijn om straten naar literaire grootheden te vernoemen, maar om iemand als Gilliams nou te gedenken met een straatje in Ekeren-Zuid is iets wat mijn verstand te boven gaat. De Maurice Gilliamsstraat ligt ingeklemd tussen de Ekersesteenweg en de Zoomseweg. Ik weet niet of de schrijver van het magistrale Elias of het het gevecht met de nachtegalen en de dichter van Bronnen der slapeloosheid, Maurice Guillaume Rosalie Baron Gilliams (die in 1969 de Constantijn Huijgensprijs en in 1980 de Prijs der Nederlandse Letteren mocht ontvangen) vanuit zijn hiernamaals nu wel zo tevreden is met zijn straatje. Dat voert naar niets, begrenst wat trapveldjes en wordt gestaag overspoeld met autostradelawaai. Het heeft wél drie naambordjes. Maar slechts één daarvan staat overeind. Het eerste is vervormd (door ballen die er op worden gemikt?), het derde prijkt op een paal die volledig scheef staat. Sic transit gloria mundi….Ik moest er denken aan een strofe uit Bronnen der slapeloosheid:
Vaarwel, wat lelijk is. Wie wil naar buiten
in ‘t landgoed van de dood, bij natte duiven
ijlings in slaap, de wieg der twijgen tarten?
O ja, ter verklaring van de titel: het buurtje waarin de Maurice Gilliamsstraat is te vinden heet (da’s dan wel weer een innemende naam) Rozemaai….