Delphine Lecompte. De verlossing is niet nabij
De verlossing is niet nabij
Ik kijk naar mijn voeten en vergeet bijna dat ze van mij zijn
Ik moet plots denken aan mijn oom de olifantenjager
Wiens verhalenbundel ‘De kleine mompelende keizer en de grote homoseksuele messenslijper’
Een flop was, zijn boude lucifertrucs waren de hoogtepunten van mijn kindertijd
Ik kijk naar jouw handen, ze brengen glinsterende makreelslierten naar je mond.
Je zegt: ‘Gisteren heb ik een hoer in het water geduwd, maar niet omdat ze een hoer was.’
‘Waarom dan wel?’
‘Omdat ze dacht dat Ira Gershwin een Oekraïense zeppelinbouwer was.’
Je niest op onze kameleon, en ik probeer zonder zelfwalg een frisco te eten
De bovenbuur roept ‘Caramba!’, de onderbuurvrouw leert haar kinderen
De Internationale aan, voor de grap, zonder overtuiging.
We gaan naar buiten, het is heet, de jongens zien eruit als geile fietsdieven,
De meisjes zien eruit als geharde treinrovers, de mannen zien eruit
Als weke trompettisten, en de vrouwen zien eruit alsof ze het leven hebben gegeven
Aan niemand minder dan Johannes De Doper
We worden aangevallen door een bipolaire touwslager, hij is mijn vader.
We nemen mijn vader mee naar een pizzeria, daar kalmeert hij
Hij eet een pizza met ananaspartjes die op woestijnratembryo’s lijken
Ik bekijk zijn gezicht met onverholen nieuwsgierigheid
Vroeger was hij een pure troubadour, nu is hij een catastrofale casanova
Aan het naburige tafeltje zitten twee beroemde dansers olijven te eten.
De danser met de pony en de grote oren is een spion die spijt heeft van alles
De danser met de vlecht en de verwende neus is een egocentrische vogelspin
Mijn vader staat op en verlaat de pizzeria zonder een woord
Je haalt je schouders op, je hebt nog nooit een ouder over je schouders gegooid.
© Delphine Lecompte 2018