De boot van Charon vertrekt zonder ons.
Een albatros verkiest een ander gezelschap.
Een gauwdief zet de broodletters naar zijn hand
en de dagen vormen plotseling de maand maart.
Dan slaat hij zijn voedingsbodem in, gebaart,
scheurt het manuscript van zijn eerste liefde.
Hij verbrast het licht, raakt het even aan
met zijn ongeschonden nachtelijke handen.
Een bloem wordt tot symbool gereduceerd
en overvloedig besprenkeld met retoriek.
Langzaam wringt hij een parabel in de zomer
terwijl grootspraak zijn mond doet zwellen.
Zijn schaduw is op drift geslagen en beukt
telkens weer tegen de krijtkust van Dover.
© Willem M. Roggeman 2020