Claude Monet – Les Nymphéas (1914-1926)
De Nymphéas (Waterlelies) van Claude Monet (1840-1926) in de eerste zaal van Musée de l’Orangerie in Parijs zijn bijna abstract. Er wordt zodanig ingezoomd dat de oevers niet meer zichtbaar zijn (hooguit een deel van een boom, of een schaduw ervan). Daardoor hebben de lelies, het water, de spiegeling van de lucht in het water, de kleurschakeringen, het lijnenspel, etc., een overweldigend effect. Ook natuurlijk door het enorme oppervlak dat ze beslaan, en doordat de toeschouwer niet alleen te maken heeft met de lichtval zoals Monet die in zijn schilderijen weergaf, maar ook met de lichtval in de zaal: het museum is oost-west georiënteerd en het dak is lichtdoorlatend. De werken zijn ook oost-west georiënteerd, met de zonsopgang in het oosten en de zonsondergang in het westen.
De werken in de tweede zaal zijn donkerder, en vormen meer een geheel in de kleurstelling. Ze tillen je al direct bij binnenkomst naar een hogere sfeer. Toen ik er was, was dat te zien op de gezichten van de bezoekers die via het gangetje van de eerste naar de tweede zaal liepen: verrassing, maar ook – leek me – het besef tegenover iets groots te staan.
Ik denk dat het te maken heeft met enerzijds de concentratie en anderzijds, tegelijkertijd, de weidsheid van de werken. Zoals haiku’s, de traditionele Japanse althans, dat zijn. Monet was in het bezit van een uitgebreide collectie Japanse prenten en ik denk dat hij daar de inspiratie voor die tijd vernieuwende techniek uit haalde. De traditionele haiku’s hadden tot doel de lezer of toehoorder in contact te brengen met het hogere. Precies dat heeft Monet met de waterlelies, met name met die in de tweede zaal, bereikt.
Monet schilderde een belangrijk deel van zijn Waterlelies tijdens de Eerste Wereldoorlog, terwijl rond zijn tuin in Giverny de gewonde soldaten werden verpleegd. Een verbijsterend gegeven, niet in de laatste plaats voor hemzelf. Ik ben ervan overtuigd dat het geen escapisme is. Het is overleven. Op YouTube staat een fascinerend filmpje van de schilder: hij werkt opvallend snel, alsof het een soort action painting is, maar vooral is zijn concentratie erg mooi om te zien. Monets hele oeuvre draait om waarneming: hoe nemen wij de dingen waar? Daarmee wordt ook de vraag gesteld: wat zijn de dingen, en hoe verhouden wij ons daartoe?
De Tuinen van Monet in Giverny zijn nog intact en stellen de vraag naar de relatie tussen kunst en werkelijkheid op een heel dwingende manier. De Tuinen, met alle bloemen, wilgen, waterpartijen en lelies zijn ontzettend rijk aan kleuren en schakeringen (net als de rest van het dorp trouwens).
Monet heeft zijn Tuinen intensief geschilderd, in de volle wetenschap dat zijn weergave alleen een momentopname kan zijn, en alleen al daardoor ontoereikend, want de echte Tuinen hebben per seconde, en per stap, een ander uiterlijk. Al is het natuurlijk maar de vraag of ik de magie van de Tuinen ook zo had ervaren als ik de schilderijen niet had gekend.
Waar was Monet naar op zoek? De ultieme lichtval, lijkt me. Het sublieme detail. Of preciezer: de juiste impressie, waarmee het geheel wordt opgeroepen. Tegen het eind van zijn leven verloor Monet grotendeels zijn gezichtsvermogen, een drama dat een nieuwe laag in de Waterlelies aanboorde: de waarneming van het geheugen. Niet voor niets zijn de laatste schilderijen atypisch: experimenteel, en neigend naar het expressionisme. Een expressionisme dat hoogtij vierde toen Monet in 1926 stierf, en dat ervoor heeft gezorgd dat het oeuvre, inclusief de Waterlelies, lange tijd uit de mode was. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het oeuvre in ere hersteld en waren de Waterlelies in hun volle glorie te bezichtigen in (o.a.) Musée de l’Orangerie in Parijs. Monets collega André Masson noemde het geheel de ‘Sixtijnse kapel van het impressionisme’: een passende eretitel.
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – De oorsprong van de wereld (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)
Mooi (8): Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Mooi (9): Deborah de Robertis – Miroir de l’origine (2014)
Mooi (10): Chr. J. van Geel – Het Zinrijk (1971)
Mooi (11): Dimitri Shostakovich – 24 Preludes en fuga’s, Op. 87 (1952)
Mooi (12): The Beatles – The White Album (1968)
Mooi (13): Hadewijch – Visioenen (begin 13de eeuw)
Mooi (14): René Girard – La Violence et Le Sacré (1972)