Charlie Chaplin – The Great Dictator (1940)
Toen Charlie Chaplin (1889-1977) zijn controversiële satire op Adolf Hitler maakte, waren de Verenigde Staten nog neutraal in het conflict dat later de Tweede Wereldoorlog zou worden genoemd. De film werd geschreven vanaf 1938 en werd opgenomen tussen september 1939 en september 1940. Het verhaal eindigt bij de annexatie van Oostenrijk (‘Osterlich’ in de film).
The Great Dictator is een scherp commentaar op de retoriek en het antisemitisme van Hitler en de terreurdaden van het nazistische regime. Daarom moest hij tegen de verdrukking in worden gemaakt: Hitler had ook in de Verenigd Staten veel aanhang en men wist dat de film dan niet vertoond zou worden in Duitsland en Italië, twee belangrijke markten. Chaplin financierde de film daarom grotendeels uit eigen zak. In zijn memoires (1964) stelde hij dat hij The Great Dictator nooit had kunnen maken als hij op dat moment de volle omvang had geweten van de gruweldaden van de nazi’s.
Charlie Chaplin was de enige grote Hollywoodster die in de loop van de jaren dertig stomme films was blijven maken. In The Great Dictator sprak hij voor het eerst. Hij schreef, regisseerde en produceerde de film zelf. Bovendien speelde hij beide hoofdrollen: die van Adenoid Hynkel (Hitler) en een van zijn slachtoffers: een (naamloze) joodse kapper die in het getto wordt vervolgd. Aan het slot vindt er een persoonsverwisseling plaats, en wordt de joodse kapper aangezien voor de dictator. In die hoedanigheid geeft Chaplin (feitelijk als zichzelf) zijn iconische, ruim vijf minuten durende speech, waarmee de film besluit:
To those who can hear me, I say – do not despair. The misery that is now upon us is but the passing of greed – the bitterness of men who fear the way of human progress. The hate of men will pass, and dictators die, and the power they took from the people will return to the people. And so long as men die, liberty will never perish…
The Great Dictator is een meesterlijke satire. Chaplin maakt met zijn stem en motoriek de redevoeringen van Hitler doeltreffend belachelijk: hij gebruikt een nonsenstaal vol Duits klinkende klanken (‘frie sprekken sjtoonk!’). Vooral in de scènes rond het staatsbezoek van de dictator van ‘Bacteria’, Benzini Napaloni (Mussolini) portretteert hij de dictators als kinderachtige macho’s. Zoals ze bij de begroeting zodanig lopen te rommelen met hun Hitlergroet dat ze elkaar bijna in het gezicht slaan; zoals ze allebei hun stoel steeds hoger zetten omdat ze hoger willen zitten dan hun gesprekspartner; zoals ze tijdens de maaltijd met eten beginnen te gooien omdat ze ruzie krijgen over wie ‘Osterlich’ mag aanvallen (Hynkel probeert tevergeefs een handvol spaghetti te verscheuren).
Het is een hoger, dieper niveau van slapstick, culminerend in de, in al zijn dramatiek haast sensueel te noemen dans, die de machtswellustige Hynkel uitvoert met de wereldbol. De humor uit The Great Dictator heeft tot in de films van vandaag zijn invloed. Zo is de nonsenstaal van de Minions in de Despicable Me-films bijvoorbeeld direct terug te voeren op Chaplins meesterwerk.
De scènes over de joodse kapper zijn eerder dramatisch dan grappig, al hoort de scheerbeurt op de maten van Brahms tot de komische hoogtepunten van de film. The Great Dictator biedt wellicht een eerste verfilming van een razzia: ze ogen nog tamelijk onschuldig, maar de intimidatie en terreur die ervan uitging is wel degelijk goed getroffen. Bijzonder sterk is ook het idee van de persoonsverwisseling aan het slot: dit symboliseert dat uiteindelijk de menselijkheid weer aan de macht zal komen. In de speech die de joodse kapper als dictator geeft, neemt Charlie Chaplin zelf het woord. Zijn hoopvolle boodschap blijft overeind tegen de horror van de Tweede Wereldoorlog – zoals hij ook nu beklijft, nu het fascisme opnieuw opkomt.
Die persoonsverwisseling is bovendien significant: Chaplin was zich ervan bewust dat zijn leven op een gekke, gespiegelde manier parallel liep aan dat van Hitler. Beide mannen werden vrijwel tegelijkertijd geboren en je zou kunnen zeggen dat Chaplin een icoon van het geluk werd, waar Hitler synoniem staat met het kwaad. Hoogst waarschijnlijk is Hitlers snorretje op Charlie Chaplin geïnspireerd. Volgens de archieven heeft Hitler The Great Dictator twee keer gezien – ook al was de film in Duitsland verboden en werd destijds ten onrechte gedacht dat Chaplin joods was (een foutieve aanname die de komiek nooit heeft tegengesproken).
Na de oorlog, in de jaren vijftig, kwam Chaplin, met name door The Great Dictator, in de problemen. Als gevolg van het McCarthyisme werd jarenlang karaktermoord op de filmster gepleegd, omdat hij werd verdacht van communistische sympathieën. De slotspeech van The Great Dictator was daar een belangrijke factor in. Toen hij in 1952 naar Engeland reisde om zijn nieuwe film Limelight te promoten, werd hem verboden terug naar de Verenigde Staten te reizen. Hij heeft de rest van zijn leven in ballingschap geleefd, al werd hij in de loop van de jaren zestig wel gerehabiliteerd. In 1972 keerde hij terug naar de Verenigde Staten om een ere-Oscar in ontvangst te nemen.
De huidige tijd heeft angstwekkend veel parallellen met de jaren dertig van de vorige eeuw. Je zou willen dat ook nu een grootheid opstond om, net als Chaplin met inzet van zijn hele wezen, de menselijkheid te verdedigen.
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – L’Origine du Monde (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)
Mooi (8): Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Mooi (9): Deborah de Robertis – Miroir de l’origine (2014)
Mooi (10): Chr. J. van Geel – Het Zinrijk (1971)
Mooi (11): Dimitri Shostakovich – 24 Preludes en fuga’s, Op. 87 (1952)
Mooi (12): The Beatles – The White Album (1968)
Mooi (13): Hadewijch – Visioenen (begin 13de eeuw)
Mooi (14): René Girard – La Violence et Le Sacré (1972)
Mooi (15): Claude Monet – Les Nymphéas (1914-1926)
Mooi (16): Alfred Schaffer – Wie was ik (strafregels) (2020)
Mooi (17): Paul van Ostaijen – De Feesten van Angst en Pijn (1918-1921)
Mooi (18): R.E.M. – Up (1998)
Mooi (19): Maya Angelou – I Know Why The Caged Bird Sings (1969)
Mooi (20): Alphonse Osbert – Vision (1892)