Posts Tagged ‘Bert Bevers’
Thursday, October 1st, 2020
Geen vreemde meer
In deze andere wereld als bij toverslag geen
vreemde meer. Lege valleien roept hij als
gezellen op, aarzelend in zijn zelfgemaakte
trots. Hij weet dat zij die zeggen dat ze alleen
kunnen zijn eigenlijk smeken in meervoud.
Makkelijk praten is het in een huis vol doven.
© Bert Bevers, 2020
Wednesday, September 30th, 2020
Wapenstilstand
De almacht van schemer over al die beloofde jaren
vol verhalen over jaren verdwalen tracht zich aan ons
denken te hechten als vlees aan botten. Ook doorbloed
blijft aarde naar aarde geuren, als roest naar roest. Vol
als een tuin is de lijfeigenschap van zwerfvuur, is lucht.
Regen kent geen rede, en geen gedachten heeft ochtend.
© Bert Bevers, 2020
Thursday, January 2nd, 2020
Terugblik
Ik kijk een film uit mijn geboortejaar en zie in een andere
tijd een vrouw de was ophangen. Ze neuriet een roze wijsje.
In de achtergrond weigeren reeds lang vergeten zwijgers
te dansen. Er trilt veel afgunst in een dorp vol ongelovigen.
De meeste engelen komen daar nimmer aan vallen toe.
Permanentie
“Ap….ap….appel!” zegt blij vanuit een wagentje klein
een kind iets verder in de tram. “Ap….ap….appel!”
Geen genoeg krijgt het ervan. Van bloedlijnen weet
heeft het nog niet maar wel is de blik de godganse tijd
op de mama gericht. En op die lange tijd daarachter.
Scheepsrecht
Trek je van de blikken op de brug niets aan. De vrije
loop mogen gedachten zolang het dek geschrobd blijft.
Luister goed: je hoort ze kletsen, de blote voeten van de
fantasie. Barmhartig is de geur van het traagste brood.
Niets zegt het koude water en niet thuis geeft de mist.
In het hinterland
Namen van andere mensen dragen ze. In stilte leven ze
vreemde levens. Herfst gaf aan hoe grijs hun ogen werden,
en hoe wijd de wijkplaats voor hun ziel. Langzaam stolt
vrees, tot een onleesbaar manuaal in een bruin lederen
valiesje. Getuigen lijken berouw te hebben. Hoe vreemd.
(Hierdie gedigte kom uit die reeks “Bedekte termen”)
© Bert Bevers
Wednesday, January 27th, 2016
Periscopen in de vijver
(Zo meteen gaat deze kogel een hoop rotzooi aanrichten, Jess De Gruyter)
door Bert Bevers
Het is al elf jaar geleden dat I Thought We Just Left That Party verscheen, het poëziedebuut van Jess De Gruyter (° 1973). Twee jaar later verscheen de opvolger, It Was A Boring Conversation Anyway. Het was de bedoeling dat een derde bundel bij het Poëziecentrum een trilogie zou voltooien, maar die is er nooit gekomen. Op de valreep van 2015 zag nu Zo meteen gaat deze kogel een hoop rotzooi aanrichten het licht, opnieuw een fascinerende zwerftocht door van alles en nog wat. Waarbij oorlog en film constanten zijn. Dat mag geen verwondering wekken vermits De Gruyter van opleiding cineast is. Hij is niet alleen als dichter actief, maar ook als videast. Dat ook in deze discipline film zelf een inspiratiebron voor hem is moge blijken uit Telefon!. Tik die titel en zijn naam maar eens in op YouTube. Smullen voor filmliefhebbers, want het filmpje is ook een soort quiz. Wie smijt die telefoon op de haak, en in welke film?
In zijn debuut, opgedragen aan Sylvia Kristel, duiken reeds Steve McQueen, Cary Grant en Laura Gemser op, terwijl in de tweede bundel (de naar de bescheiden mening van steller dezes oogverblindende) Liv Tyler en Grace Kelly, Natalie Wood, Humphrey Bogart, Lauren Bacall, Richard Burton, Elisabeth Taylor, Jean-Paul Belmondo en Jean Gabin figureren.
In het eerste gedicht van deze nieuwe bundel duikt in het eerste gedicht al een scene uit From Russia With Love op, met Robert Shaw. Voorts zijn Gudrun Ensslin (zelfs deze medeoprichter van de Rote Armee Fraktion blijkt een klein filmisch verleden te hebben: ze speelde in 1967 mee in het experimentele filmpje Das Abonnement), Kim Novak, Clint Eastwood, Lou Ferrigno, Bela Lugosi, Marlon Brando en weer Bogart filmiconen van dienst.
Maar er duiken ook een scenarist (Raymond Chandler), een componist van filmmuziek (John Barry) en een regisseur (Sam Peckinpah) op.
En dat allemaal in litanieachtige verzen waarin kinderen worden gered uit een weeshuis dat in lichterlaaie staat, messentrekkende desperado’s in het deurgat verschijnen, pijlgifkikkerurine gedronken wordt, walnoten worden verbrand om lijkgeur te verdrijven, met braamstruiken gesproken wordt, in de soep van een Taiwanese kok gerocheld wordt en in vijvers periscopen worden waargenomen.
De in de afdelingen I. tot en met V. verdeelde bundel is als een roetsjbaan die je in een rotvaart langs citaten, droombeelden, flarden geschiedenis en scènes uit films voert. Het mag dan ook niet verbazen dat Zo meteen gaat deze kogel een hoop rotzooi aanrichten uitermate filmisch overkomt.
Dat de film een van de leitmotiven is blijkt ook uit het feit dat de hoofdpersoon (de dichter zelf?) graag gastoptredens zou hebben gehad in Columbo, Murder She Wrote en Loveboat. Wanneer Jess De Gruyter op bladzijde 20 een engel laat zeggen John Barry dood Lou Ferrigno dood Bela Lugosi dood moet ik natuurlijk even de encyclopedieën in om bevestigd te zien dat Lou Ferrigno wel degelijk nog tot de levenden behoort. Is het om te testen hoe alert zijn lezers zijn?
Deze poëzie heeft afwisselend een documentair en een fantastisch karakter, en staat bomvol beklijvende strofen als we knielden niet / we vielen // voor het kindmeisje / dat blasfemisch sprak / in dode talen // we kregen gratie / maar smeekten om de strop en wij vervloeken de goden / bidden als ketters / weten dat als hij nu / de eeuwige jachtvelden betreedt / er morgen weer een onweer losbarst / dat zijn gelijke niet kent.
De Gruyters fascinatie voor oorlog duikt herhaaldelijk op in allerhande heftige beelden (het gekrijs van een aan flarden / geschoten kameraad in niemandsland), waarbij vooral de Tweede Wereldoorlog herkenbaar in beeld is (middels bijvoorbeeld Omaha Beach, het terras van de Berghof en generaal Gerd von Rundstedt).
Ook Lee Harvey Oswald (van wie de Amerikaanse geheime diensten graag hebben dat we geloven dat hij de moordenaar van John Fitzgerald Kennedy was), reeds in de vorige bundel aanwezig (waarin hij hooguit in zijn achtertuin op wat lege colaflesjes heeft geschoten) duikt weer op als de dichter/de hoofdpersoon (doorhalen wat niet van toepassing is) droomt van Oswalds laatste minuut en de schaduw van / zijn gezwollen wenkbrauw (bladzijde 6). Dat veel in dit boekje naar veel verwijst blijkt uit de schim op de Grassy Knoll (waar de échte Kennedymoordenaars hebben gestaan) die op pagina 36 verschijnt.
Wat mij betreft duurt het niet nóg eens acht jaar vooraleer Jess De Gruyter met een nieuwe bundel komt. Ik lees zijn werk, waarbij je nooit echt goed weet aan welke kant van de lens je je bevindt, erg graag.
Zo meteen gaat deze kogel een hoop rotzooi aanrichten, Jess De Gruyter, het balanseer, Gent, 2015, ISBN 9 789079 202317
Saturday, October 10th, 2015
En als je dan
 En als je dan
En als je dan, Nicole Teunissen, Uitgeverij Voetnoot, Antwerpen, 2015, ISBN 9789491738 234
Recensie door Bert Bevers
Het lijkt of uitgevers van poëzie de enigen zijn die er ernstig werk van maken meer kansen aan vrouwen te geven. Een kleine greep uit de golf van nieuwe dichteressen die de laatste jaren mochten debuteren: Frouke Arns, Josien van Barlo, Anne Broeksma, Annelie David, Ellen Deckwitz, Annemarie Estor, Lies Van Gasse, Laura van der Haar, Liesbeth Lagemaat, Lieke Marsman, Els Moors, Ester Porcelijn, Pauline Pisa, Runa Svetlikova, Maud Vanhauwaert en Kira Wuck. En weer verschijnt er een frisse, jonge blom in het voetlicht: Nicole Teunissen (28), met haar eerste bundel En als je dan.
Ik val maar met de deur in huis: ik heb En als je dan in één ruk uitgelezen, en wat mij betreft telt dat als compliment. Vooral omdat ik het boekje nadien nog meerdere keren ter hand heb genomen. Teunissen heeft nog wat moeite om haar vorm te vinden, maar ze kan schríjven. Het gebeurt vaak dat ik een dichtbundel tot me neem waarin ik slechts met heel veel moeite iets poëtisch kan ontdekken, al is het maar een strofe, of een enkele regel. Welnu: in En als je dan struikel je erover.
Letterlijk niet een tekst heeft eenzelfde uiterlijk. Het is vaak zelfs niet eens duidelijk of het om poëzie of proza gaat. Deze serie bestaat uit de volgende delen en Waar Tove woonde en waarom bijvoorbeeld ogen eerder als verhaaltjes. Dat mag. Teunissen zegt van zichzelf immers dat ze ‘poëzie, proza en alles daartussen’ schrijft.
Feit is dat ze telkens weer een originele draai aan ogenschijnlijk dagdagelijkse dingen weet te geven. Het eerste gedicht, In volgorde van belangrijkheid, begint al met een stevige regel: Ik ben de hardste luisteraar. Prima binnenkomer. Het sluit af met Naïviteit is een jas, ik sla hem om je schouders, / het later komt in wolkjes uit je mond. Dit vind ik wonderschoon. Dergelijke regels prikkelen, doen luikjes in je denken open. Dat is wat poëzie vermag. Wij blijven de lucht met lucht vullen. / Als niemand kijkt tuiten we onze lippen / met andere bedoelingen. Wunderbar! Teunissen grossiert in ijzersterke begin- (Je had een orchidee en die deed het niet meer uit Luchtwortels bijvoorbeeld, of In een stad waar ik niet gewend ben / een dochter te zijn uit Plantsoen) en slotbeelden (Voor het eten maak ik / vuisten in de ovenwanten, / giet mijn waarheid op je af. uit Het schort aan bijvoorbeeld, of In een leeg lokaal schoof ze de tafels terzijde. / Ze lag op de koude vloer te bedenken dat / het antwoordmodel iets zou moeten bevatten over / de onmogelijkheid jezelf vanuit die positie / om te trekken met een krijtje. uit Compositietekening).
In een van diens boeken, ik weet nu even niet meer welk, zegt Vladimir Nabokov van een van zijn personages niet zomaar dat hij machteloos van woede is, neen hij schrijft Zijn hand omklemde een kleine onzichtbare meloen. Ik herinner me nog goed dat ik toen ook een kleine onzichtbare meloen ben gaan omklemmen. Teunissen weet me hier en daar ook een dergelijke fysieke reactie te ontlokken. Al lezend in En als je dan heb ik de lippen getuit, ben ik buiten op het terras gaan kijken of er al wolkjes uit mijn mond kwamen en heb ik een ovenwant aangedaan om te voelen of je daar een vuist in kunt maken. Ook heb ik zitten piekeren of het mogelijk is jezelf om te trekken met een krijtje.
Ook haar mijmeringen over hoe het geweest zou zijn op een kostschool (naar aanleiding van boekjes die ze als meisje las over de avonturen van Pitty en De dolle tweeling op een internaat) heb ik met plezier gelezen. Die sluiten ook al met zo’n nazinderende regel af: Wat nooit gebeurde gaat voorgoed zoals ik wil. Ook de ‘belevenissen’ van Tove in Waar Tove woonde en waarom maakten indruk.
Nicole Teunissen heeft haar intrede in het literaire wereldje wat mij betreft niet gemist: ik vind En als je dan een uitmuntend debuut, van een gevoelige, intelligente en oorspronkelijke dichteres.
© Bert Bevers / 2015
Tuesday, April 7th, 2015
Gesprekken onder de hemel
Vrij naar Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin
I
Struikel niet zo over je kleuren,
en: waarom ben je nooit op tijd?
Ik moet je iets bekennen.
Geen tranen, toch? Misschien
komen die. Heb nog geen spijt.
Wees blij dat ze je vergeten zijn,
je bent eindelijk vrij.
II
Waarom ben ik ik en waarom niet jij?
Waarom ben ik hier en niet daar?
Tja….
Hoe kan het dat ik die ik ben,
niet daar was voor ik daar was?
En dat eens ik, die ik ben,
niet langer degene ben die ik ben?
Tja….
III
Zie je: die man vermindert vaart
en kijkt over zijn schouder de leegte in.
Dat kind knippert met de ogen.
Bedenk hoe een varen uit de grond
groeit. Je moet bij iedere windstoot
Nu en nu en nu willen zeggen.
Een halslijn vermoeden in plaats
van die te weten, bedoel je?
Dat bedoel ik!
IV
Niemand die iets van de ander weet.
Maar dat is toch een liturgie waarvoor
geen mens hoeft ingewijd te worden?
Wanneer bid je dan in je eigen woorden
en niet voor het eeuwige leven?
Doe of je een zwerm mussen bent.
Waar denk je dat ik mee bezig ben?
V
Momenten als deze zijn over
tien jaar een mooie herinnering.
Alsof pijn geen verleden heeft.
Het houdt altijd op als het net begint.
Als kind wilde ik op een eiland wonen.
Als een diertje dat verdwaald raakte.
Niet huilen. Zo gaan de dingen nu eenmaal.
Het gebeurt. Niet altijd zoals je wilt.
Dat is waar, maar wees manhaftig:
vergeet het huppelsprongetje niet.
© Bert Bevers / April 2015
Monday, November 3rd, 2014
Sluitingstijd
De kastelein grinnikt als de laatste klant
de deur uit wankelt. Zelfs nu nog, zijn ogen
zien er uit als pisgaatjes in de sneeuw, is
diens huig droog van welhaast besmettelijke
onwetendheid. Eigenlijk zou hij graag uit
openslaande ramen willen schreeuwen,
maar hij spoelt braaf glazen. Eigenlijk zou
hij zich graag een boot kopen. Liefst met
koperen relingen. En op verre reizen willen.
De modelbouwer doet het licht uit
Aan de overkant zie ik in dit Märklinstadje
dagelijks een man bezig met het nabouwen,
op de tafel in zijn woonkamer, van een schip.
Aanschouw hem. Zie hem perspectief verkleinen
tot kanonnetjes van nagellengte, masten zo
hoog als een laars. Mooi vormbehoud. Hij wil
eigenlijk de punt van zijn kwastje nog de boeg
op draaien, maar die trilt omdat hij geeuwt.
Hij zwaait vriendelijk als hij de gordijnen sluit.
De dichter peinst
Hij voelt een handvol woorden in zich zieden
in de avondstond. Wie heeft er nooit gezondigd
tegen zonlicht? Hij weet: hier was ik eerder.
Er wordt een nieuw straatnaambordje op
een lantaarnpaal geschroefd. Een man passeert
met een kruiwagen. Een vrouw laadt boodschappen
in. Een kind sabbelt aan een ijsje. Het huis dat
gebouwd wordt zal over acht jaar en drie maanden
worden verkocht. Hij weet het. Hij verlaat de tijd.
© Bert Bevers
uit de cyclus in wording Gedichten uit een stadje in de heuvels
Monday, October 6th, 2014
Frank De Vos (foto Bert Bevers)
Twijfelaars in bloei
51. Zo ‘jong’ was Frank De Vos (° Hoboken, 1956) toen hij met Infiniti debuteerde als dichter. Daarna liet hij er geen gras over groeien en volgden In omstandigheden (2008), Trek de wind niet van de wieken (2009), Excisa (2010) en Naamvallen in het ontheemde (2012). En nu is er een vijfde bundel: Twijfelaars in bloei.
 Twijfelaars in bloei
“Het weglaten, het niet schrijven is voor Frank De Vos essentieel. Wat tussen de woorden staat, wat nog een invulling moet krijgen bepaalt in hoge mate wat er wel geschreven staat en tilt dat geschrevene op naar een universeel menselijk niveau,” noteerde Richard Foqué (in De Boekhouding, de recensierubriek in De Auteur – het tijdschrift van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen –) over Excisa. En, ook daarin, over Naamvallen in het onbekende: “Deze bundel is niet alleen inhoudelijk beklijvend maar getuigt zeker ook van een taalkundig meesterschap. Frank De Vos is een taalsmid. Hij dompelt zich onder in een vaak barokke woordenzee, laat zich schijnbaar meedrijven om dan trefzeker de woorden te laten uitspatten in het vers: confronterend en bezwerend tezelfdertijd. Lijfelijke poëzie die blijft kleven.”
Zo, dat hoef ik dan niet meer te schrijven. Maar ik had het kunnen schrijven. Met Twijfelaars in bloei plaatst De Vos (van opleiding historicus, in het dagelijks leven behalve dichter ook zakenman en troubadour) naar mijn smaak een waar orgelpunt op zijn zesde decennium, de tijdspanne waarin hij artistiek openbloeide. Het is een kleine maar fijne bundel, die 22 verzen omvat.
Frank De Vos weigert in zijn expressie schroomvallig te zijn. De afdelingen La mélancolie c’est le bonheur d’être triste (een citaat uit het oeuvre van Victor Hugo) en Descripta bestaan uit ‘losse’ verzen, waaronder gedichten die hij schreef bij een lied van Leo Ferré, het gehucht Doel (waarvan hij DorpsDichter was), een beeld van Hubert Minnebo of een foto van Hartmut De Maertelaere. Graag gelezen, niks op aan te merken, petje af. Maar, de gustibus non est disputandem, mijn lezershart ligt bij de eerste afdeling Om het afscheid dat afscheid neuriet. In dit hoofdstuk maakt hij weemoed haast fysiek voelbaar. Prachtig: Tussen jou en ooit viel niet te kiezen. / Ik weet het: ooit is zoals uiteindelijk, / een loper die altijd past. Ook schoon: Ik laat nu je geur die zwijgen zal, / die ik in kleur herdenken moet: // mosgroen dat je aarde dekt, / oker voor je adem, / blauw voor je gemis, een eenzame scheur. Ter vollediger illustratie citeer ik Ostinato integraal:
Met ons was ik begroeid, even.
Zoals die koffiekoek tussen de geur van koffie en kaneel geweven,
op die zondagmorgen, en op wat je bracht.
Het palmtakje dat je kruisigde, dat ik vergat, steeds weer vergeet.
Naar dat onze blijf ik kijken, naar al dat samen eten.
Je bent zo fier in vieren en ook zo moedig zonder taal.
Ik beadem elke tafel met dit weten, met nog een zoen zoals het past.
Voor jou dus ma. Je afgeketste kei die nat blijft van je water,
na het vlies dat brak.
Frank De Vos heeft zich een geheel eigen plaatsje op de poëziekaart afgebakend. Hij heeft (zoals de door hem en trouwens evenzeer door mij bewonderde Maurice Gilliams) van de echte dichter de onbepaalbare bekoring, van de echte lyricus het accent.
Slechts één inhoudelijke bemerking, betreffende het ‘vadergedicht’ Preludio: Het ukje dat ik werd, in vichyblauw geruit / op je arm, loslippig op de trap. // Waar ging het heen en al die zomers zonder leugen? / Waar zal het blijven? Mooi, maar hier blijf ik toch even ‘haken’. Had hij niet beter Waar ging het heen al die zomers zonder leugen? kunnen schrijven? Want zoals het er nu staat is er naar mijn bescheiden mening sprake van een foutieve samentrekking van singularis en pluralis. Ik zou geopteerd hebben voor Waar ging het heen, en bleven al die zomers zonder leugen? Maar dit is, ik geef het grif toe, een slak op laag water.
Voor het overige grijpen de mijmeringen over zijn jeugd, zijn vader, zijn schone broer en vooral de herinneringen aan zijn dierbare overleden moeder absoluut naar de keel van de aandachtige lezer. Frank De Vos is behalve een reeds rijp man, met deze Parlando con intima voce voortaan tevens een rijp dichter!
Overigens mag ik beslist niet vergeten te vermelden dat het boekje smaakvol geïllustreerd is met intrigerende collages van Frank Castelyns.
Twijfelaars in bloei, Frank De Vos, Uitgeverij P, Leuven 2014, ISBN 978-94-91455-49-0
© Bert Bevers/ 2014
|
|