Janita Monna. Dwanggedachten en waandenkbeelden
Sunday, May 25th, 2014
Lieke Marsman – De eerste letter
De ‘a’ is de eerste letter van het alfabet en de ‘a’ is ook de eerste letter van het woord ‘angst’. Tot zover geen nieuws. Vermeldenswaardig wordt het pas als die beide, taal en angst, een speciale verbinding aangaan. Zoals dat gebeurt in de nieuwe bundel van de jonge dichteres Lieke Marsman, waarin angst voor van alles en nog wat de poëzie in de weg zit: ‘Poëzie / lijkt me vandaag (…)/een oude geliefde/ van wie ik het nummer/ nog niet uit mij telefoon/ durf te wissen’.
Dat Marsman een denker was, toonde ze al in haar debuut Wat ik mijzelf graag voorhoud (2010), waarvoor ze zo’n beetje alle debuutprijzen kreeg. In die gedichten was een kleine anekdote of gebeurtenis genoeg om een uitdijend heelal van gedachten op te tuigen.
Maar in De eerste letter is de taal niet meer zo vanzelfsprekend. Poëzie is verdrongen door dwanggedachten (alle staten van Amerika in alfabetische volgorde zetten) en waandenkbeelden (‘Als alles op mij betrekking had’) die een eigen leven leiden en die maar moeilijk tot bedaren gebracht kunnen worden. Op papier klinkt het ongeveer zoals het er in het hoofd aan toe moet gaan, er is voortdurend gepraat: Marsman dicht alsof ze mompelt in zichzelf, dan als ruziet ze met (ex)vriendjes, om zich plotseling te realiseren: ‘tegen wie praat ik eigenlijk?’
Die gedachten schakelt ze losjes aaneen, hink-stap-springend van bijvoorbeeld wolven, naar een schorpioen naar een geit met een navelstreng. Ofwel, ze hult paniek in een flinke dosis absurditeit. Zonder door zich overigens te overschreeuwen. Integendeel, want in de kieren van die groteske situaties, is angst en kwetsbaarheid voelbaar; niet voor niets valt nu en dan het woord ‘zacht’.
De bundel is te lezen als een poging de taal weer terug te krijgen, zich al pratend aan de haren uit het moeras te trekken en rust in het hoofd te vinden: ‘De mooiste mens/ is de mens die niet nadenkt; die zichzelf genoeg vertrouwt om geen/ woorden nodig te hebben in het hoofd bij het zetten van een kopje/ thee.’ Maar waar aanvankelijk gezocht wordt naar hulp – ‘dat iemand me hieruit tilt’ – eindigt De eerste letter met een wiegeliedje. De panische storm, lijkt te zijn gaan liggen. Er is rust, er is iets als een begin van liefde voelbaar, en ook de poëzie is terug: ‘Is er een einde aan dit ontegenzeggelijk zwijgen// ten overstaan van het gehamer van binnen?’
Het wiegeliedje leest zelfs als een teder en praktisch levensadvies. Met een paar regels die zo op een tegeltje kunnen:
het moeilijke aan ouder worden is niet
dat je steeds verdrietiger wordt
maar dat je steeds meer woorden krijgt
om je verdriet te beschrijven
—
POËZIE
Op het moment voelt het wel
een beetje alsof ik weer achter het
zwembadgebouw een verstopplaats
loop te zoeken ja, een vochtige plek
met plastic frietbakjes
en bladgroen voor mijn ogen.
Ver weg knaagt iets
een weg in mij, wat veiligheid
zou kunnen zijn, maar zo
voel ik me eigenlijk altijd
wel een beetje als ik net
ben klaargekomen
en alleen nog maar het muffe dons
van de dekens ruik. Ik probeerde
De hele dag op het woord
‘Bastognekoeken’ te komen
en toen dat eindelijk lukte, bleef ik
gewoon op bed zitten. Poëzie
lijkt me vandaag een land
waar ik geen ticket naar toe
heb gekregen, een oude geliefde
van wie ik het nummer
nog niet uit mijn telefoon
durf te wissen, een ver eiland
vol pinguïns.
Lieke Marsman – De eerste letter. Van Oorschot. 64 pagina’s, 14,50 euro, isbn9789028260580
Deze recensie verscheen eerder in Trouw.
Zie verder: de Volkskrant, Cultuurbewust.nl, Meandermagazine.net, Liter, NRC Handelsblad