Hans C. ten Berge. Drie gedichten
Tuesday, February 20th, 2018PUTSONDERWATER
De trein hield stil,
ik stapte uit.
Een schim gleed langs een muur,
een wiel wees op een ossewa.
Putsonderwater
Vlek van dode huizen, leven
dat vervloog, de stationstuin zonder rozen.
Hitte drukte mij tegen de grond,
droogte vrat aan gapende kozijnen.
Geen tijd geklokt,
geen mens gezien.
Een schroeiwind zong
door nutteloze draden.
Oude kranten op een kale vloer,
de foto van een trekboer zo gelaten aan de wand.
Steil en trots staat hij
in de vreze gods op uitgemergeld
land, waar zelfs ratten kwijnden
en geen buizerd iets te muizen had.
Ik stapte in,
de trein vertrok
naar waar niets was –
Koegrabie, Kleinbegin.
De leegte was hier god
tot Upington, waar een rivier
zich eindeloos in bochten wrong
om ver, ver naar het westen .
voorbij Jakhalsbergen
op te gaan in oceanisch blauw.
*
HALFMENS BOOM
Op de rand van al wat
bijna niet meer leeft,
door vier wielen aangedreven, stapvoets
door het puin, over godverlaten
en vergruisde wegen – woestenij
waarvoor geen taal bestaat –
stuit je op een slungel van vier meter,
tors vol wratten en een vreemde pruik
als schedeldak: de halfmens boom
geworteld in gesmoorde aarde,
zonder armtak, beenprothese, bladertooi,
drinkend van gedroomde wateren
of ochtendlijke dauw door nevels
in de nacht hier neergeslagen.
Dit is het leven rauw:
land en lijf verzengd, de geest
vernauwd en prijsgegeven aan de leegte.
Glijdt een slang over de keien,
klemt een haviksklauw zich om een prooi,
spurt een klipspringer staccato door het veld.
Hier en daar een halfmens op een helling,
kaarsrecht of gekromd, een gestalte
zonder handen die verdorst, op halve kracht,
de loden zonnegloed weerstaat.
Net voor de avondval en het sublieme van een sterrennacht
doemt daar de grensrivier: een veerman,
blind en stug, wacht op de late reiziger
die hij voor ‘n sopie of ‘n dollar overzet.
*
DE TOCHT NAAR MONTAGU
voor Francis Galloway
Iemand zei: Drijf de beulen
terug in het duister
Denk niet dat de tijd ons iets leert.
Je schrok op uit een moment van onoplettendheid
De Klein Karoo trok aan het oog voorbij,
de wagen klom en daalde
over uitgehakte wegen
Hitte, stof en uitgestrektheid
Soms een pick-up die passeerde zonder groet
Gesprekken die in de verlatenheid
geen einde mochten nemen –
Over krachtige vrouwen en hoofdige boeren,
over stugge maar onweerstaanbare taal
Een Kimberley voor kaartlezers
die zich verlustigen in namen: zie
Verneukpan, Modderspruit, Verraaiersnek
Terwijl je zelf niet stilstond
liep de tijd nog sneller
dan je hartslag deed vermoeden.
Wat voorheen de pas naar hier
had afgesneden, wortelde
in een nabij en alweer ver verleden
Zag je die apenrots niet eerder of elders –
Lag daar de boerenplaats waar Breytens oupa in een peperboom verkwijnde?
Wilde je in Swellendam of liever bij de warme bronnen wonen?
Dacht je aan de oceaan, het schitterlicht in kreken, baaien –
hoe de wind vanaf Antarctica
de schuimkraag van de branding streek,
hoe het zou zijn een laatste toevlucht
op een rots te bouwen?
Na Kogmanskloof de wijn, het avondmaal, de rode
zon die laag over de tafel scheerde
Al wat mogelijk leek
en toch niet kon
Al wat eeuwig was
en toch een einde nam
Het woord, de mond, de bron
die de bezwaarde geest een uur of wat verlichtte
Er schemerde iets voor je ogen
dat zich niet zomaar gewonnen gaf
Iets buigzaams dat onbreekbaar scheen.
Vermoeid zwikte een wijnglas door zijn voet
Een waas versluimerde je blik
Het was die dag gedaan
Iemand zei: Wat voorbij is
breekt ons morgen op.
En jij in de al bijna lege zaal:
Een maïsgele maan bestrijkt bergen en dromen.
Drijf de beulen terug in het duister.
De dageraad komt als een duif in bruidswit aangevlogen.
© Hans C. ten Berge/2018
![]() Hans C. ten Berge HCtB / beknopte bio-biblio Hans C. ten Berge is dichter, prozaschrijver, essayist en poëzievertaler. Richtte in 1967 het tijdschrift Raster op, waarvan hij tot 1973 de enige redacteur was. In 2003 ontving hij de A. Roland Holstpenning voor zijn poëzie. Zijn gehele oeuvre werd bekroond met de Constantijn Huygens- en de P.C. Hooftprijs (resp. in 1996 en 2006). De poëzie tot 1993 werd verzameld in Materia Prima. In 2014 verscheen Cantus Firmus, gedichten 1993-2013, gevolgd door Splendor in 2016. Recente prozatitels: Blauwbaards ontwaken (roman, 2003), Ontluisd verleden (vijf novellen, 2006), Voorbeeldige vertellingen en hun versluierde betekenis (45 mythen en hun achtergronden, 2009), De stok van Schopenhauer (documentaire roman, 2012) en Een spreeuw voor Harriët (essays, dagboekbladen, veldnotities, 2018). |