Daniel Hugo – vertaling in Nederlands, Vlaams
Thursday, November 19th, 2009Daniel Hugo – vertaal deur Jacqueline Caenberghs & Jooris van Hulle
De lange weg
aldoor minder en minder rest om naar uit te zien:
waar de lange weg eindigt, begint het grote misschien
maar als je je vermoeide ogen opslaat van het stuurwiel
zie je achterom in de minuscule spiegel
een aangrijpend panorama dat aanzwelt,
in een oogwenk jouw perspectief bijstelt
het spiegeltje laat wat de voorruit biedt
verdwijnen in het niets van zijn omgekeerd verschiet
je wordt gedwongen een palindroom te verzinnen:
begin is bestemming en bestemming is begin
Die lang pad
daar is al minder en minder om na uit te sien:
waar die lang pad eindig, begin die groot miskien
maar as jou moeë oë opkyk van die stuurwiel
sien jy in die minuscule truspieël
‘n ontstellende panorama wat aanswel,
wat in ‘n enkel oogwink jou perspektief verstel
die spieëltjie laat wat die wye voorruit bied
verdwyn in die niet van sy agterstevoor verskiet
jy word gedwing om ‘n palindroom te versin:
begin is bestemming en bestemming is begin
———————————————————–
As
de aarde zal blijven draaien
ook zonder dichters die
zo graag de seizoenen bezingen
zal blijven draaien
ook zonder politici die
de hemel op aarde beloven
blijven draaien
ook zonder predikanten die
haar aantrekkingskracht betreuren
draaien
ook zonder mij die
het leven liefheeft tot de dood
zal de aarde blijven draaien
Spil
die aarde sal aanhou draai
ook sonder digters wat
so graag die seisoene besing
sal aanhou draai
ook sonder politici wat
‘n hemel op aarde beloof
aanhou draai
ook sonder predikante wat
sy aantrekkingskrag betreur
draai
ook sonder my wat
die lewe liefhet tot die dood
sal die aarde aanhou draai
Vert. Jooris van Hulle
(Twee gedichten uit de meest recente bundel (2009): Die panorama in my truspieël)
———————————————————-
Ontvluchting
Voor Ingrid Jonker
ik stap graag – dronken van ozon –
tot bij Drieankerbaai
het strandje is altijd bezaaid
met uitklotsels van de zee:
rioolresten liggen hier
mosselschelpen, robbenwervels, wier
een gestolde stinkende inktvis
en van tijd tot tijd – doodnuchter –
het lijk van een dichter
Gamkaskloof
uit een vergeten vallei weerklinkt daar
Afrikaans elke keer als een steen dentaal
tegen de berg afrolt: de steile wand bewaart
de koude echo van een dode taal
die klanken zijn door mensen achtergelaten
hun vallei heeft vroeger geresoneerd
van liefde en verdriet, vreugde en haat
(de holle ribbenkast heeft geen hartklop meer)
een archaïesch geheugen wordt gewekt
zodra de middernachtwind sibilant
door sidderende cipressen trekt:
leestekens om een kerkhof ingeplant
de stenen glimmen als een schedelgebit
binnen de ringmuur van geblust wit
Aan de Brouwersgracht
jullie die door Amsterdam zwalken
kijk op: aan elk huis hangen balken als galgen
regenwolken verzamelen boven de grachten
gewichtig als een grijze gedachte
gebouwen, de bomen, de straten
zinken zienderogen weg in het water
ik ga zitten en drink in café “De Sluys”
en voel me vreemd genoeg droevig thuis
Ochtendvlijt
in de pas met een wijngaardslak
drentel ik rond de boerderij
een honingbij rilt voorbij in zijn
geel-en-zwart gebreide trui
aan elke kale wijnranktak
hangt een spinnenrag vol dauw:
honderden harige oude dames
houden hier een kantklosshow
Warmbad, Namibië
mijn prilste herinnering: een glanzende maan
die stil opstijgt boven de rand van onze achtertuin
in haar licht zie ik de eindeloze val
van mijn iele schaduw in een rotsachtig, kil heelal –
daar waar ik sta in een landschap van ijzersteen
heeft een Namakwa-vrouw overdag voor mij gezorgd
haar klakkende klanken weerklonken in mijn Afrikaans:
de magneet die mij moet vasthouden in dit ondermaans
de taal die mij vastklemt aan de gebarsten lip
van Afrika, waarover hortend een koortsadem blaast
Uit: Daniel Hugo, Planetarium – Gedichten 1982-1998. Samengesteld en vertaald door Jacqueline Caenberghs, Uitgevrij P, Leuven, Belgiê.