Joris Iven. Vier gedichten
Thursday, July 14th, 2016Gedenkwaardig
Blijf daar bij de coniferen staan, moeder.
Ik nader je, ik ader je, door je poriën,
ik verken je, ik ken je. Ik haal adem en
daal af in je arteriën, voel de pulsatiele druk
en glij mee met het transport van zuurstof,
dat nu staakt. Ik daal af
in de arteriolen met kringspieren,
die nu sluiten, en verder in de capillairen,
de venulen en de venen. Moeder, ik graaf
me dood. Aderlating, een bevrijding.
*
Zieltogend
Oktober is de maand van het verjaren,
december die van het sterven. De val van
die donderdag komt als donderslag
bij heldere hemel. Je ligt bij de koelkast.
Ik hoor sirenes, en vele toonhoogten,
ik hoor stemmen van vreemde mensen.
Blikken gewisseld, medicatie toegediend.
Ik weet dat er een raam is in de avond,
en dat het wit is. Het hart staat nu
loodrecht stil, het kantelt en klapt in.
*
Doodlopend
De gang van het ziekenhuis ruikt naar loodwit
en is zo lang als een schreeuw.
De hart-longmachine staat aan het voeteneind.
De bloedverdunners van de avond zijn
stopgezet. Wat vloeien wil,
moet stollen. En jij moet wachten, nu,
jij moet tellen, aftellen tot
het vertrek naar het operatiekwartier.
Jij mag niet opgeven, als ze straks met je
onderweg zijn. Jij moet doorgaan.
*
Hartverscheurend
Het laken opgetrokken tot bij de kin,
de ogen gesloten. De strijd wordt
opgegeven. Nierdialyse, bloedtransfusie
en beademing worden stopgezet. Niets
wordt nog vervangen of gestimuleerd,
bewaakt of gemeten. De ogen gesloten,
wenk je me nog eens met de hand. Je lijkt
niet ver weg, maar bent onbereikbaar.
We verlaten elkaar door alleen te blijven
en niets van wat we waren blijft ons over.
(c) Joris Iven / Julie 2016