Ester Naomi Perquin – Het weer, de slaap
Friday, June 25th, 2010Het werd geen lente dit jaar – ik schreef er al eerder over. Het jaar begon met een koude winter die zichzelf nog een paar keer herhaalde, wat bleef rondhangen en toen achteloos over ging in herfst. We bleven binnen of vertoonden ons, als het echt moest, in dikke winterjassen op weg naar werk of winkels. We spraken zo min mogelijk. ‘Ik zie jou niet, jij ziet mij niet, wij bewegen ons geruisloos langs elkaar.’ De bomen vertoonden hier en daar wat schichtig groen, een enkele eend presenteerde een nest bleke eieren – maar van lente kon geen sprake zijn. Het stortregende, waaide, stormde. Jonge twijgen braken onder het gewicht van druppels, helgroene blaadjes waaiden de straten in. Er klonk kabaal van klapperende luiken, vlaggen en deuren. Daarna werd het stil. ‘Luister,’ zei iemand, ‘er is niets meer te horen’.
We luisterden. De wind was gaan liggen. We wierpen de dikke dekens van ons af, schoven de gordijnen opzij en verblindend licht sloeg ons in het gelaat. We openden de ramen. Een scherpe houtskoollucht drong onze neusgaten binnen. Er was bier, gemopper over de verkiezingen, getoeter van voetbalfans. Er werden overal mensen geboren en rondgereden in kleurige karretjes. Er werd gezongen ‘lang zul je leven in de gloria’. Mensen dansten in hun achtertuinen, kinderen spetterden in badjes. Het was oogverdovend zomer geworden. En we sliepen niet meer. We woelden in bed, luisterden naar muggen, baadden in het zweet.
We dronken overdag steevast te weinig en ‘s avonds steevast teveel. Flessen rosé, grote blikken Duits bier. We hadden hoofdpijn en slikten aspirine met hooikoortstabletten. We aten grote schijven watermeloen en aardbeien. We roken naar zonnebrandcrème, naar slagroom en kokos. We lazen lichtgewicht boeken op lichtgewicht matrasjes, met zand tussen onze tenen. ‘Dit boek is erg slecht,’ zeiden wij. ‘Dit boek is ook erg slecht,’ zeiden anderen, ‘en voorspelbaar.’ Soms kwam er wind opzetten. Heerlijke, koele wind uit het noorden – en dan trokken we alles uit dat we nog aan hadden en openden de ramen en we lieten ons droogblazen, we lieten onze vochtige huid droogblazen tot we rilden. En we bleven wakker, we sliepen niet meer. We kregen onszelf niet tot bedaren gebracht.
Ooit hoop ik nog eens een bloemlezing samen te stellen met de titel Gedichten voor iedere nacht. Geen woorden voor de slaap, maar woorden er tegen. Poëzie voor inbrekers, wakkerliggers en nachtbrakers. Regels die licht ontsteken. Gedichten voor de slapelozen. De selectie moet ik nog maken, maar het allereerste gedicht heb ik al. (Het verscheen trouwens al eerder in een bloemlezing, bedenk ik me nu, maar een goed gedicht blijft gelukkig lang geldig en laat zich dientengevolge nog jarenlang bloemlezen, eerlijk is eerlijk). Vasthoudendheid werd geschreven door Lieke Marsman (1990), die komend najaar bij Uitgeverij Van Oorschot zal debuteren met de bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud. Zo helder en nadenkend van toon is dit gedicht – zo beweeglijk en merkwaardig is het ook. Het manoeuvreert je iemands hoofd in. Wat daar gebeurt sust niet in slaap – nee. Het piekert vrolijk in je door, een nacht of wat. Het zingt na. Het neemt nergens genoegen mee.
Vasthoudendheid
Er bestaan vele redenen waardoor je niet stil
kunt blijven liggen, ‘s nachts. Als je steeds
moet hoesten, bijvoorbeeld, zal je lichaam
op en neer schokken alsof je op een rijkoets ligt en
als je erg ziek bent, een lijkwagen. Of het is zo
dat je niet weet waar je moet kijken, omdat alles
voor je ogen zo rood is. Je ogen zijn zo rood, omdat
iemand heeft gezegd dat je ogen zo blauw zijn en
dat heeft je geraakt. Het fijne aan geraakt worden
is dat het niet lang hoeft te duren om lang
te blijven duren en het vreemde aan geraakt zijn
is dat het nagalmt en nastampt en toch ben je
er stil van. Het mooie aan het woord stil is dat het
iets zegt over geluid en beweging en het bijzondere
aan geluid is dat het bestaat uit beweging. Het fijne
aan beweging is dat het heel ingetogen is, je kunt
heel zacht je huid laten voelen dat iemand anders
je huid voelt. Tegelijkertijd is het fijne aan beweging
juist dat het zo uitbundig is, je kunt heel hardnekkig een
dansend monster in je voeten hebben zitten, dat
je hakken de hele avond de grond in wil stampen.
Maar het vreemde aan een hele avond is dat je soms
niet weet welke vorm van beweging je het liefst
lang laat duren. Gelukkig is het goede aan iets lang
laten duren dat alles op den duur weer terug stil valt.
En wat ik vannacht, in al mijn gewoel, het allermooiste
aan het woord stil vind, is dat je er in het Engels
een l aan kunt plakken, waardoor we elkaar
kunnen vragen, waarom we nog steeds niet
gaan slapen.