TRENDWATCHER VAN DE POËZIE
Het Liegend Konijn, dat zijn naam aan Van Ostaijen dankt, is geen gewoon poëzietijdschrift. Het wordt per aflevering lijviger. Ongewoon is eveneens dat het maar twee keer per jaar verschijnt. Maar het meest opvallende is uiteindelijk iets anders. Jozef Deleu, de enige redacteur, wantrouwt te veel verantwoording. Hij heeft een weinig sectaire blik. De dichters zelf hebben het voor het zeggen. Jongeren en ouderen, toegankelijken en hermetisch ingestelden, allen staan zij gedichten af waarvan het heet dat zij ‘uit het nest geroofd’ zijn. Deleu is met zijn Konijn de geschiedenis van de poëzie een stapje voor. Hij is er de trendwatcher van. En die trends zijn meer dan ooit disparaat. Er bestaat geen poëtica meer, die zich, op straffe van belachelijkheid, kan laten voorstaan op het feit dat zij zaligmakend is. Le ridicule ne tue pas, maar de ouderwetse kansel van waarop poëticale zekerheden worden uitgegalmd, werkt al een paar decennia op de lachspieren van wie voldoende relativeringsvermogen heeft.
Uiteraard komt niet enkel poëzie van topniveau aan bod. Maar uit de jongste aflevering van het tijdschrift is regelrechte wansmaak met schijnbaar gemak geweerd. Je krijgt uiteenlopende dichters te lezen als Pim te Bokkel, Tom van de Voorde en Sylvie Marie, om het nu eens bij enkele jongeren te houden. En het valt op dat er in dit nummer heel wat fraaie gedichten van nobele onbekenden staan, zelfs van mensen die al een zekere leeftijd hebben bereikt en pas recent zijn gedebuteerd. Van Jan de Bruyn, bijvoorbeeld, of van Johanna Geels of Myrte Leffring, om maar enkelen te noemen.
Daarnaast maakt het jongste nummer van Het Liegend Konijn duidelijk waarom Mark Boog een van de allerbeste dichters van het moment is, zowel vanwege de herkenbaarheid van zijn stijl als van het naturel waarmee hij zich ervan bedient: met vanzelfsprekende diepzinnigheid. Maar misschien zijn de meest geslaagde gedichten – het zijn er tien – van de hand van Ingmar Heytze. Die is nu echt het hoongelach voorbij waaraan dichters ten prooi vallen die soms met een behaagziek genre als light verse geassocieerd worden. Te lang is Heytze het slachtoffer geweest van het meest onuitroeibare aller oordelen: het vooroordeel. In zijn geval het vooroordeel dat populariteit en platitude noodzakelijkerwijs elkaars synoniem zijn. In Heytzes wereld gaan normaliteit en abnormaliteit de confrontatie met elkaar aan. Hoewel zijn toon onmiskenbaar Nederlands is, heerst er in zijn verzen toch ook een soort Belgische, surrealistische liefde voor het afwijkende. Daar moet Van Ostaijens Liegend Konijn soms vreselijk om lachen en huilen tegelijk: alsof het allemaal precies hetzelfde is. Maar ook angst regeert: ‘Achter elke voordeur/ huist een leven als een hond. Een dolle hond/ die bloed ruikt, dagen voor je komst.’
_____________________
Het Liegend Konijn, oktober 2010, 2, Van Halewyck, Leuven & Meulenhoff, Amsterdam, 248 blz., 20 euro.
AANTAL STERREN: **** (op een maximum van vijf)
(Deze bespreking heeft op 3 december 2010 in De Standaard der Letteren gestaan)
Luuk, waar in die werk van Van Ostaijen vind mens die liegende konyn? (Ek het sy versamelde poësie.)