Bijna alle vaders trekken bloed
Bijna alle vissers die ik niet ken wisten
Dat ik vandaag jou zou verraden
Nu het verraad achter de rug is lik ik
Aan de bovenste bol van mijn hoorntje.
Na het ijs het gokken
In de goktempel zit ik naast een ex-stierenvechter
Hij zegt: ‘Ik heb een lelijke zoon
Die mij om de haverklap in verlegenheid brengt.’
Ik vraag: ‘Is hij hier ook?’
‘Natuurlijk niet, hij is bedlegerig!’
Het ijs is gebroken
De ex-stierenvechter liegt honderduit
Over zijn meubilair
Het aantal klopt
Maar de tafels zijn jonger
En de stoelen hebben verschoten schoten.
We besluiten gelijktijdig de goktempel te verlaten
De met horloges gevulde zakken van de ex-stierenvechter
Trekken zijn broek naar beneden
Zodat ik zijn bovenste rij schaamhaar zie
Is de bovenste rij de eerste? Vraag ik niet.
In het hoekhuis van de ex-stierenvechter tel ik
Hardop de tafels
Maar ik sla drie en veertien over
‘Waarom sla je drie en veertien over?’
Vraagt de ex-stierenvechter niet.
Op de vijftiende tafel bedrijven we
De liefde op een vastgenagelde landkaart
Ik ben er nooit geweest
Mijn vader daarentegen heeft er tien jaar
Bloedpuncties uitgevoerd op ranzige mandenmakers.
Bijna alle vaders die ik ken vermoedden
Dat ik vandaag mijzelf zou verloochenen
Nu de verloochening op mijn buik een korst wordt smacht ik
Naar mijn eigen hoekhuis
Onder mijn enige tafel ligt een potlood
Op dit gedicht te wachten.
© Delphine Lecompte. 2012