(Universele) verklaring van onderlinge verbondenheid
of
(Universele) suggesties voor verdraagzaamheid
ANTJIE KROG
(Luister ook hier na die lesing)
PREAMBULE
Overwegende dat Winternachten dit jaar aan ‘regels’ is gewijd, is het belangrijk in gedachten te houden wat het woord ‘regel’ betekent: een bepaling die het gedrag of een procedure vaststelt binnen een bepaalde sfeer; regel betekent: de normale of gebruikelijke stand van zaken; regels staan voor normen.
Overwegende dat de voormalige Nederlandse koloniën met Nederlandse regels in aanraking kwamen (bij voorbeeld dat grond in bezit mocht worden genomen, grond die aan de gekleurde bevolking toebehoorde lag voor het grijpen, mocht worden geëxploiteerd enz.) is het daarom des te intrigerender te weten dat u die regels nu herdefinieert – hier in uw eigen land.
Overwegende dat de Westerse cultuur gek is op tegenstrijdigheden en dialectiek, met spanningen tussen twee polen, is het wellicht beter om het volgende voor te stellen: toen ú de Derde Wereld koloniseerde, werden door úw regels hele inheemse volken versplinterd; het leven van de Derde Wereld-bevolking werd gefragmenteerd en ze moest leren functioneren in twee, soms drie of zelfs meer werelden. Het tegenovergestelde zou er zo uitzien: stel, ú hier in Holland, wordt ‘gekoloniseerd’. De Derde Wereld versplintert ú met zijn eigen gefragmenteerde individualiteit en met regels uit zijn ontwrichte bestaan. De Eerste Wereld wordt steeds meer overstroomd door meervoudig gefragmenteerde mensen met een fundamenteel geloof in regels die door jaren van uitbuiting en misbruik versplinterd en vervormd zijn geraakt.
Overwegende dat u verwoed nieuwe regels bedenkt om de toevloed van deze voor-u-ondoorgrondelijke regels die hun aanwezigheid ruimschoots voelbaar maken in de democratie die u hebt gecreëerd in goede banen te leiden, ontdekt u dat uw regels steeds ondeugdelijker zijn, willen ze de gehavende vezels van uw samenleving kunnen repareren.
Overwegende dat we ons ergeren aan het woord ‘regels’ en het de meest rebelse driften in ons naar boven roept; omdat regels typisch iets is voor de Eerste Wereld, bedacht door hen die ze dwingend kunnen opleggen, willen wij simpelweg suggesties doen, want de Derde Wereld schrijft nooit iets voor, maar doet slechts suggesties. Of staat in brandt. Ja, vindt het aangenaam te branden, want de Eerste Wereld heeft een oor voor vuur.
Op grond daarvan zou dit festival een Universele Verklaring van Onderlinge Verbondenheid kunnen proclameren als de gemeenschappelijk door alle Eerste Wereldlanden vast te stellen norm, om te komen tot een eerlijker vorm van samenleven.
Suggestie 1.
Een ieder van ons moet, zoals Ludwig Wittgenstein zegt: op de ander afgaan. In zijn Filosofische Onderzoekingen (455 en 457) propageert hij: We gaan af op het ding dat we bedoelen… Ja: Wanneer we iets bedoelen, dan is het, alsof we op iemand afgaan.
Dit betekent oog in oog staan met de ander. Het paradigma verschuift van intellectueel kenvermogen en empirisch feit naar menselijke ervaring en waarneming. Om tot enig wederzijds begrip te komen, stelt Wittgenstein voor dat we ons verdiepen in de alledaagse verschillen die ons vreemd lijken. Dit is een proces van interculturele begripsvorming; een wederzijdse daad.
Om te komen tot een veilige, verzorgende maatschappij moeten we de grenzen die ons scheiden omvormen tot zomen. We moeten de verschillende stukken materiaal aan elkaar hechten door duurzame zomen te stikken. Daarom moeten we goed weten dat dit stuk satijn is, dat stuk flanel en dat van een verfrommelde plastic zak komt – zorgvuldig moeten we ze tot een geheel weven.
Suggestie 2.
Als ieder van ons uit het Westen ‘op iemand is afgegaan’, en zich tegenover De Ander heeft gesteld, die afstand heeft overbrugd, vervuld misschien van goede wil, betekent dit nog niet dat iedereen plotseling begrijpt of de juiste betekenis ziet. Omdat je als individu bent gekomen. Je zelfbesef is gebaseerd op de Westerse beschaving, die de individu als de belangrijkste motor ziet van ontwikkeling en vooruitgang.
Steeds vaker echter waarschuwen filosofen en intellectuelen dat het onbetwistbare resultaat van al die individualisering ons gebracht heeft naar wat Susan Sontag heeft genoemd: de jammerlijke resten van het menselijk denken.
De Afrikaanse filosoof Kwasi Wiredu beschrijft de obsessieve drang tot zelf-bevestiging als het ‘onaantrekkelijke bijverschijnsel van het doorgeschoten ethos van het individualisme.’
Suggestie 3.
Als ze tegenover je staat, deze Ander, weet ze niet waar ze het bangst voor is: het moment waarop jij zegt, ja, zuster, jij bent gelijk aan mij; of het moment waarop je zegt: O, Moeder Afrika, ik weet dat je bestaat, want Afrika bestaat.
Interpreteer niet al te gemakkelijk vanuit je eigen wereldbeeld, vereenzelvig je niet te snel, probeer ook niet te veel af te wijken, luister gewoon naar hoe dingen die je denkt te kennen, worden geformuleerd.
De prominente Zuid-Afrikaanse lutherse theoloog Manas Buthelezi verbreedt de onderlinge verbondenheid binnen de Afrikaanse spiritualiteit naar ‘de heelheid van het leven’, wat betekent dat verschillende levensterreinen, zoals het religieuze en het profane, of het spirituele en het materiële, nooit in hokjes gestopt kunnen worden, of los van elkaar begrepen – alles is met alles verbonden. Iedere ontmoeting binnen een zwarte familie is daarom sociaal, cultureel, politiek, literair, spiritueel enz.
Na geluisterd te hebben naar poëzie die was doordrenkt van eenzaamheid, zei een Zimbabwaanse dichter: ik kan eerlijk zeggen dat ik nog nooit eenzaam ben geweest. Ik weet me altijd omringd door de aanwezigheid van verschillende sferen, krachten, velden, geesten… Niets is simpelweg wat ik zie.
Een overgeleverde tekst uit een meer dan vijfduizend jaar oude cultuur probeert deze kosmische onderlinge verbondenheid te verklaren:
/Xam informant: Diä!kwain
wanneer de ster voelt dat ons hart begint te kantelen
dan valt de ster
want de sterren weten wanneer we gaan sterven
wanneer een ster valt
dat weet je dat het hart van een dierbare is gevallen
zelfs de hamerkopvogel
ziet dat het water vol sterren is
/Xam informant: /A!kúnta
de jonge wind, dat is de zoon van de wind, was ooit een man
toen werd hij een vogel
en hij vloog weg, want hij kon niet meer lopen zoals eerst
hij nu die daar vliegt, was ooit een man
ooit vormde hij klei en schoot een pijl af
toen hij zich nog man voelde
maar toen werd hij een vogel
In zijn befaamde essay over Afrikaanse wijsbegeerte, zegt Kwame Gyekye dat deze onderlinge verbondenheid-naar-heelheid door de meeste geleerden op het gebied van Afrikaanse culturen wordt beschouwd als het markantste handelsmerk en het meest bepalende kenmerk.
Suggestie 4.
Wat betekent onderlinge verbondenheid met de hele wereld? Wat doet het met ons?
Het zorgt ervoor dat we begrijpen dat we niet als persoon ter wereld komen, maar dat we door voortdurende ethische interactie met het heelal uitgroeien tot mens. Persoonlijkheid moet worden bereikt naarmate we deelnemen aan dit soort gemeenschappelijke leven, dat ons van de het-status van onze vroege jeugd, waarin de morele functie nog ontbreekt, brengt naar de persoonlijke status van later, gekenmerkt door een volwassen ethisch besef.
Het Sesotho-woord voor blanke is le-khoa. Als een blanke zich menselijk en in tegenstelling met het blanke stereotype gedraagt, dan zegt men ‘ga se lekgoa, ke motho’, (‘hij/zij is niet blank, hij/zij is een mens’).
Mens te zijn, persoonlijkheid te bezitten – is daarom geen zijnstoestand, maar een proces – een voortdurend proces waarin we onszelf vormen door morele daden als delen, voeden, wassen, geven, oogsten. Niemand kan bestaan of gekend worden dan in relatie tot elke voetganger, met betrekking tot iedere magneet en ieder veld, als onderdeel van het dodenrijk en als onderdeel van betekenisvolle anderen die nog geboren moeten worden.
We worden gesmeed
uit graniet, vijg
mus en zuster
door een oneindige reeks van delen
voeden
wassen,
geven
oogsten
delen.
Suggestie 5.
Zo dicht bij de Ander te zijn zou je bewust moeten maken dat je onherroepelijk verbonden bent met de Derde Wereld. Hoe meer wij ons isoleren en beschermen wat we hebben, hoe meer de rijken zich willen verrijken, hoe meer we sterven en hoe meer de aarde zich op ons zal wreken.
Sta me toe te citeren uit IJzertijd van John Coetzee. De hoofdpersoon, mevrouw Curren, knielt bij het lichaam van een bloedende zwarte tiener. Ze is hem gaan kennen als gemeen, dom en wreed. Ze probeert het bloed te stelpen. Ze denkt:
Maar ik houd niet van [dit kind]. Ja, hij is niet iemand om van te houden. Maar welke rol heb ik daarin gespeeld?… Dat is de eerste stap: Ik moet allereerst houden van hen die niet om van te houden zijn. Ik moet, bijvoorbeeld, van dit kind houden. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om van hem te houden. … Laat me daarom mijn tweede, dubieuze woord spuien. Als ik niet van hem kan houden, hoe waarachtig kan ik dan zeggen dat mijn liefde voor jou is, mijn dochter? (p. 125)
Suggestie 6.
Ik kom op jou af. ‘Je zult snel worden “gekoloniseerd”, zeg ik. Net als ik zul je je plotseling in een ruimte bevinden die eeuwenlang werd geïnterpreteerd en geordend naar Westerse en Europese kaders. Maar er komt een tijd dat je evenals ik zult ontdekken dat de meeste verbanden die je legt en veel van je kaders nutteloos en overbodig zijn geworden.
Bijvoorbeeld, hoe ‘lees’ ik als Zuid-Afrikaan Robert Mugabe? Hoe ‘lees’ ik de reactie van mijn regering of die van de Zimbabwanen zelf? Ik wil begrijpen en ik wil een Afrikaans perspectief op de zaak hebben. Is Thabo Mbeki’s doofstomheid het perspectief, of aartsbisschop Tutu’s kritiek, of de menigte die Mugabe toejuichte bij president Zuma’s inhuldiging, of Morgan Tsvangerai’s onvermogen om ook maar íéts te verwoorden?
Of zijn al die perspectieven gebaseerd op iets anders, wat ze eigenlijk helemaal niet tegenstrijdig maakt, maar morele en verstandige, zij het uiteenlopende interpretaties van een en hetzelfde wereldbeeld dat ik nog niet ken?
Suggestie 7.
Net als u wil ik deel uitmaken van het land waarin ik ben geboren. Ik moet weten of het voor iemand als ik mogelijk is te worden als de meerderheid, ‘zwarter’ te worden dus (voor u betekent het dat u meer om de moslimcultuur moet geven) en of ik volledig en tevreden onderdeel kan uitmaken van de psyche van mijn land.
Hoe ga ik op de Ander af, om Wittgensteins uitdaging te aanvaarden, als ik de Ander altijd heb gezien in termen van huidskleur, of in uw geval, in termen van kleding of godsdienst? Nu ik hier sta ben ik niet geïnteresseerd in Afrikaanse filosofie versus Westerse filosofie, maar eerder in wat voor soort ik ik zou moeten worden, of in wat voor soort ik ik zou moeten veranderen, om in mijn land een zorgend, nuttig en ontwikkeld leven – een ‘goed leven’ – te kunnen leiden?
De bekende term van de Franse wijsgeer Deleuze is: minder worden. Minder worden in de betekenis van kind worden, dier worden, vrouw worden, zwart worden, islamiet worden.
Maar zwarten en islamieten zijn geen minderheid in de wereld, zult u zeggen! Toch betoogt Deleuze dat de meerderheid wordt vertegenwoordigd door de ‘norm’, en dat is altijd de volwassen-blanke-heteroseksuele-Europese-man-die-een-Europese-standaardtaal-spreekt. Er zijn weliswaar meer vrouwen dan mannen op aarde, maar deze mannen doen zich twee keer gelden: eerst in de norm en vervolgens in de groep waar de norm voor staat.
We moeten altijd vraagtekens plaatsen bij wat de norm is. Als we de norm niet voortdurend bijstellen, gaan we dood. We moeten voortdurend nieuwe levensvormen en verschillende bestaanswijzen uitvinden om te kunnen overleven. Zelfs al gebeurt het mondjesmaat – twijfel aan de norm biedt ruimte voor positieve verandering. (Anderzijds leiden pogingen om de norm te worden of te handhaven tot verstikking en ineenstorting).
Willen we onszelf vernieuwen, dan moeten we ons tot de buitenstaander, de vreemdeling, wenden. Er zal altijd een buitenstaander zijn die het bestaan van de collectieve norm in twijfel trekt en het is bij uitstek de taak van de intellectueel om op te komen voor de persoon van de vreemdeling. De ‘vreemdeling’ die de stabiliteit van de samenleving bedreigt, die de samenleving op het spel zet, biedt ten slotte ook de mogelijkheid om haar te herstellen en te redden.
Om Coetzee nog eens aan te halen: ‘Hoe zal ik gered worden? Als ik doe wat ik niet wil. Dat is de eerste stap, dat weet ik. Ik moet allereerst houden van hen die niet om van te houden zijn.’
Het is precies dit verlangen naar nieuwe sleutelfiguren, nieuwe brandpunten, nieuwe verbindingen, die uiteindelijk de mogelijkheid in zich draagt van ‘nieuwe werelden’, nieuwe gemeenschappen en volken, anders dan de afwerende, gebarricadeerde en uiteindelijk door eigen toedoen imploderende democratieën.
Suggestie 8.
Uit deze Verklaring van Suggesties moet niet worden afgeleid dat verdraagzaamheid flirt met onverdraagzaamheid. Dat mag nooit gebeuren: flirten met onverdraagzaamheid; of, gevaarlijker nog, proberen een martelaar te zijn voor verdraagzaamheid. We moeten de strijd met de onverdraagzaamheid aangaan. We moeten ons terdege inzetten voor de ontwikkeling van een woordenschat, de woorden vinden, de beeldspraak en de middelen om onverdraagzaamheid met wortel en tak uit te roeien. En die wortel is bijna altijd: armoede; met godsdienst, wapens, nationalisme en patriarchaat als de strategieën om aan die armoede te ontsnappen of zich vast te klampen aan wat men heeft. We moeten een einde maken aan onverdraagzaamheid zonder zelf, en dit is belangrijk, onverdraagzaam te worden.
‘Omdat bloed kostbaar is, kostbaarder dan goud of diamant. Omdat bloed een geheel vormt: een poel van leven, onder ons allen verdeeld om afzonderlijk te kunnen bestaan, maar van nature bijeenhorend: geleend, niet geschonken: gezamenlijk bewaard, in goed vertrouwen, om behouden te blijven: schijnbaar in ons levend, maar alleen schijnbaar, want in werkelijkheid leven wij in het bloed.’ (IJzertijd p. 58)
(Vertaling: Robert Dorsman. Vertaling van de fragmenten uit IJzertijd van J.M. Coetzee: Peter Bergsma).
Bibliografie
Brand G. (2002) Speaking of a Fabulous Ghost – In Search of Theological Criteria, with special reference to the debate on salvation in African Christian theology. Peter Lang europaïscher Verlag der Wissenschaften Frankfurt am Main Berlijn New York Oxford
Bell Richard, H. Understanding African Philosophy – a Cross Cultural Approach to Classical and Temporary Issues (2002) Routledge New York en Londen
Brown, J. (1926) Among the Bantu Nomads: A Record of Forty Years Spent among the Bechuana. Londen: Seeley Service
Coetzee, J.M. (1990) Age of Iron Londen: Martin Secker & Warburg Ltd.
Comaroff, J. & Comaroff. J. (2001) Of Personhood: An Anthropological Perspective from Africa. Social Identities 7(2). 267-281.
De Kock, L., Bethlehem L. & Laden S. (2004) South Africa in the Global Imaginary Unisa Press, University of Unisa.
Gyekye, K. (1987) An Essay on African Philosophical Thought. The Akan Conceptual Scheme. Cambridge: Cambridge University Press.
Krog, Antjie. (2004) The stars say ‘tsau’ – /Xam poems by Dia!kwain, Kweiten-ta-//ken, /A!kunta, /Hank=kass’o. Kaapstad: Kwela
Imbo, S. (1998) An Introduction to African Philosophy (NY: Rowman & Littlefield.
Serequeberhan, T. (1994) The Hermeneutics of African Philosophy – Horizon and Discourse. New York Londen: Routledge.
Patton, P. Becoming-animal and Pure Life in Coetzee’s Disgrace http://www.articlearchives.com/1104705-1.html
Sanders, M. (2002) Complicities – The Intellectual and Apartheid. Durham & Londen: Duke University Press.
Wittgenstein, Ludwig (1953) Philosophical Investigations. Eds: G.E.M. Anscombe en R. Rhees, vertaling: G.E.M. Anscombe. Oxford: Basil Blackwell.
(Lesing gelewer op 14 Januarie 2010 – Den Haag)