Wat ik maar steeds niet kan onthouden, is dat ik een paar dagen van schijnbare onzin nodig heb om tot schrijven, de vermeende zin dus, te komen. Elke keer als ik aan die dagen van onzin bezig ben, als ik ramen zeem, achterstallige rekeningen stuur, met teveel mensen bel en chat, de stapel boeken eens doorneem, voel ik me schuldig.
Elke keer naderhand, als ik toch ongemerkt ineens iets op heb geschreven, weet ik weer dat dat alleen maar mogelijk was door het gerommel daaraan vooraf.
Onderstaand gedicht is nog lang niet af.
Ik wist al enige tijd dat ik iets wilde schrijven over de vraag wat er komt na een lange periode van rouw. Ik kan daar natuurlijk ook gewoon op wachten, dan kom ik er vanzelf achter, maar natuurlijker is voor mij om erover te piekeren. Terwijl ik rommel.
AGENDA
Voordat er andere mensen doodgaan,
en snel dus, volgens de berichten,
moet ik bedenken waar ik die moet laten.
Want we krijgen dit voortaan dus vaker:
een jaar op, de vier seizoenen
tig seizoenen rouw. Een jaar af,
en dan weer op: de groene vleugel in,
serviezen adopteren. Ik kan
toch moeilijk boeken schrijven
over steeds weer nieuwe overledenen?
Voordat er andere mensen doodgaan
moet ik oefenen. Ik heb het geprobeerd,
met de vriendelijke oude kunstenaar,
de andere vriendelijke oude kunstenaar,
de halfbroer die ik tien keer in mijn leven zag,
zo iemand, en zo nog een paar.
Zomaarmensen zeg maar, en nog begint
het niet te wennen. Er zijn grenzen
aan de hoeveelheid buxus die je kunt
bemesten, de stenen die moeten worden
opgepoetst, de rozen waar je water heen
moet brengen. Ik moet dat leren. Ik heb al werk.
Er zit al allerlei gerommel in de marge in. Bijvoorbeeld nogal wat telefoongesprekken over een ziek familielid. Dat is natuurlijk geen onzin. Maar wel iets wat, als ik gewoon ergens in de baas zijn tijd zat, niet binnen die uren mocht gebeuren. Idem voor de tijdrovende uitwisseling van leuke youtubefilmpjes die leidde tot de ‘groene vleugel’. Een vriendin en ik boden tegen elkaar op met de leukste Britse humor. Zij bleek de serie Green wing niet te kennen. Dus. Verder lopen hier al drie maanden bouwvakkers rond die iets onduidelijks doen wat eigenlijk drie dagen zou duren. Een bijverschijnsel is dat ik overal zand, zaagsel, lijm en dergelijke vind. Het opruimen daarvan, het glas en de stenen weer zichtbaar maken (oppoetsen, in het gedicht), is een uitnodiging aan de werkmannen om nieuwe rommel te komen maken, en zo houden wij elkaar eeuwig aan het werk. Ook voor de rozen en de zomaarmensen heb ik alledaagse redenen, die er tegelijkertijd wel en totaal niet toe doen voor het gedicht.
Oja, met het gedicht is nog van alles mis, en het is veel te lang. Maar ik heb weer dagen van andere onzin nodig om te kunnen gaan schrappen.