Het is een bekend feit, of misschien is het alleen een bekend cliché (maar daarom niet minder waar, zoals altijd het geval is met clichés, wat ook weer een cliché is) dat verliefde mensen evangelist van hun gevoelens worden. Ze dromen van een wereldwijd uitgezonden informercial over de schoonheid van hun geliefde, maar vooral over de schoonheid van hun duizelingwekkende gevoelens voor die geliefde. Denk aan Mei van Herman Gorter.
Zo is het met mij, elke keer dat ik verrukt ben over muziek, een boek , een zin in een boek, een gedicht, een gebouw, een stad, nou ja, over alles dat mij in verrukking brengt en dat ik wil delen. Het is een wonder dat er nog mensen met me om willen gaan, want ik weet hoe dodelijk vervelend een evangelist kan zijn. Een (uitzonderlijk originele) collega roept zo nu en dan wanhopig uit: ‘en wat vind je dan niet mooi?’ en hij heeft de gewoonte aangenomen om mij na terugkomst van mijn vakantie te vragen wat voor lelijke dingen ik gezien heb. Daar ben ik hem dan weer dankbaar voor, want god, wat zijn er veel lelijke dingen op de aarde die de moeite waard zijn. Daar praat ik dan ook graag over, vooral als het om artefacten gaat, om dingen die door mensen gemaakt zijn. Het zou leuk zijn om een boek te maken met foto’s van openbare gebouwen uit de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, het tijdperk van het beton en zijn natuurlijke metgezel, de industriële bouw. Maar ik dwaal af. Het gaat ook vandaag weer over verrukking en nog steeds over de jazz, blues, soul. Er zijn verscheidene Nederlandse en Vlaamse dichters (Paul van Ostayen, Remco Campert, Cees Buddingh, Bernlef, K. Schippers, Jules Deelder en ongetwijfeld nog anderen) die schreven over de jazz of die zich daardoor lieten inspireren bij het schrijven. Daar moet ik het in een toekomstige aflevering nog eens over hebben, maar nu blijf sluit ik nog even aan bij Jazz! (1), zoals aangekondigd. In het eerste gedicht van Collins stuiter ik, jij, over straat in die staat van euforie die muziek in ons kan opwekken, als een onstuitbare gummibal van geluk, maar de metaforen die Collins bedenkt zijn veel beter. In het tweede gedicht, een blues over de blues, licht hij een tipje van de sluier van tranen op die over het raadsel van de blues hangt. En in het derde gedicht, dat ik het moeilijkste te vertalen vind, verandert een pianosolo van Monk in sneeuw die de wereld bedekt. Alle geluiden zijn gedempt, alle bewegingen zijn vertraagd, er zijn alleen die vlokken die de scherpe kanten van het leven tijdelijk afdekken, alsof ik droom. Monk droomde, Collins droomde, ik droom en baby, let’s dream on.
Man luisterend naar CD
Dit is niet kwaad –
slenteren langs 44th Street
met Sonny Rollins als gezelschap,
zijn muziek vloeiend door de zachte schuifmaat
van deze koptelefoon
alsof hij vlak bij me is
op deze heldere dag in maart,
het plaveisel glinsterend van zonlicht,
duiven opfladderend van de stoep,
knikkend boven een overvloed van broodkruimels.
In feite, wil ik zeggen,
wordt mijn verrukking over de onderdompeling
in frasen uit zijn saxofoon-
sommige als honing, andere als azijn –
alleen overtroffen door de dankbaarheid
dat Tommy Potter de tijd neemt
zich bij ons te voegen op deze winderige middag
met zijn logge, zware bas
en dat de hooggeachte Arthur Taylor
deze groep weet te besturen
met zijn onhandelbare drums.
En ik buig diep voor Thelonius Monk
die een manier bedenkt
om zijn enorme piano te motoriseren
-of wat dan ook – zodat hij bij ons kan zijn vandaag.
De muziek is luid en toch zo vertrouwelijk.
Ik kan het niet helpen maar
ik voel me nog meer het centrum van het universum
dan gewoonlijk als ik voortwandel op een kleine
snelle versie van ‘The Way You Look Tonight, ‘
en ik kan alleen maar zeggen tegen mijn medevoetgangers,
de vrouw met de witte sweater,
de man met de bruine regenjas en de dikke brilleglazen,
die ook menen het centrum van het universum te zijn –
ik kan alleen maar zeggen: pas op waar je loopt
want wij vijven, met instrumenten en al,
staan op punt schuin over te steken
naar de zuidkant van de straat
en dan, op onze eigen compacte wijze,
de hoek om te slaan naar Sixth Avenue.
En als iemand van jullie nieuwsgierig is
over de richting waarin deze drom,
deze hele batterij-gedreven bemanning,
zich begeeft, laten we dan zeggen
dat het echte centrum van het universum,
het enige ware gezichtspunt,
is vervuld van hoop dat hij,
brandpunt van de kosmos
met zijn haar opzij geblazen,
uiteindelijk het stadscentrum zal halen.
http://www.youtube.com/watch?v=4Nlpr9B9eDw
De Blues
Veel van wat hier wordt gezegd
moet tweemaal worden gezegd,
om er aan te herinneren dat niemand
onmiddellijk belang stelt in de pijn van de ander.
Niemand zal luisteren, zo schijnt het,
als je gewoon zegt
dat je liefje je vanmorgen verlaten heeft
zonder zelfs maar gedag te zeggen.
Maar als je het nog eens zingt
met hulp van de band
die je nu op zal tillen naar een hogere,
vuriger en smekender toonsoort,
dan zullen mensen niet alleen luisteren;
ze zullen op het meer meevoelende
puntje van hun stoelen gaan zitten,
door dat akkoord en het uitstel dat volgt
tot zo’n acuut gevoel van verwachting bewogen
dat ze niet zullen kunnen slapen
tenzij je met een vinger
een schreeuw ontlokt aan de hals van je gitaar
en je hoofd terugdraait naar de microfoon
om hen te laten weten
dat je een man bent met een hart van steen
maar that woman’s sure going to make you cry.
http://www.youtube.com/watch?v=_EOwNItKOyo&feature=related
http://www.youtube.com/watch?v=d49m6G9vOrI
http://www.youtube.com/watch?v=C0zgwVZtlUU&feature=related
Sneeuw
Het valt me op hoe deze trage Monksolo
lijkt samen te vallen
met de sneeuw
van deze ochtend,
hoe de noten en de rusten begeleiding zijn
van het soepele vallen
op de geometrie van de bodem
op het flagstone pad,
het hellende dak,
en de hoeken van de houten omheining
alsof hij een wintertafereel voor zich zag
toen hij op een late avond
in de Five Spot aan de piano zat
en ‘Ruby my Dear’ speelde.
Toch – het is het soort liedje
dat net zo makkelijk bij regen zou passen
of bij een tumult van bladeren,
net zo als deze sneeuw
mooi zou passen bij
een adagio voor strijkers,
het beste van de Ronettes,
of George Thorogood en de Destroyers.
Zij valt zo vanzelfsprekend
in de ruime witte woonkamer van de wereld.
Ook als ik hier zat te lezen
in stilte,
de ochtendkrant zat te lezen
of Being and Nothingness,
zonder ook maar de binnenkant van het kopje
te raken met mijn lepel,
zou de sneeuw daar
naar mijn gevoel volmaakt bij passen.
Mmmm ja, ek stem saam met daardie toets. Jy maak my opnuut bly, Ivan. Dankie daarvoor. Vandag verneem ek dat Kees
van Kooten ‘n bundel van Collins vertaal het. Ek hoop dat die verbinding
van die naam van Kooten met die naam Collins leid tot ‘n groot
Collinspubliek. Ek het altyd al gevoel dat iemand dit sal aanpak en nu
ervaar ek dit met ‘n mengeling van weemoed en blydskap.
Chris, vir my is die toets vir ‘n goeie vertaling dat, wanneer ‘n mens die vertaalde vers lees, dit voel asof dit die taal is waarin die vers oorspronklik geskryf is. Myns insiens kon Billy Collins net sowel ‘n Nederlandse digter gewees het … Welgedaan.