Soms lees je een gedicht waardoor je begrijpt
hoe je een gedicht moet schrijven. Het had misschien niet
die bedoeling, maar het werkt wel zo.
In zo’n gedicht legt een dichter uit hoe je
een gedicht moet schrijven, zonder het te zeggen.
Als het een goed gedicht is weet je het meteen. Zo
moet het dus. Makkelijk zat, denk je, want dat is
wat de beste kunstenaars met je doen: je wilt meteen ook
schrijven, schilderen, muziek maken, beeldhouwen.
Wat heerlijk, denk je, dat kan ik ook. Wat niet zo is, tenzij
je al dichter was. Toch wil ik, het wordt tijd om open kaart te spelen
en me niet meer te verbergen in de massa van het jij,
toch wil ik dan direct zelf ook schrijven. Ik loop de bioscoop uit
en beweeg me als Cary Grant, spreek als Cary Grant,
of, voor de jonge lezertjes, als Matt Dillon, bijvoorbeeld.
Na de openbaring van het gedicht ga ik zitten en open mijn iPad en begin.
Er gebeurt meestal niets. Want een goed gedicht is een fijn gesmeed
zilverwerk, uitgehamerd uit een kostbare plaat. Sla ik te hard,
dan is de plaat stuk, sla ik te zacht, dan is het patroon onduidelijk,
sla ik mis dan moet er gevijld en geschuurd, dan moet de plaat omgesmolten,
dan loop ik vast in een metafoor. Maar het is ook wel weer een mooie metafoor.
Ik zie de zilversmid zitten, zijn gezicht glanst van het zweet, het moet volmaakt stil zijn
als hij ophoudt met hameren, een dichter heeft stilte nodig. Dromen vraagt stilte,
die alleen verstoord mag worden doordat de dichter hardop droomt.
Een goed gedicht was er al, alleen wist ik dat nog niet, want het moest nog
gemaakt. Als het klaar is, weten we pas of het goed was.
Geruststelling: het kan later beter blijken dan je dacht.
Teleurstelling: meestal blijkt het slechter.
De dichteres Lieke Marsman heeft de eerste zin en de structuur van dit gedicht bepaald. Heb ik nu een gedicht geschreven? Is het een goed gedicht? Lieke heeft een prachtig gedicht geschreven, dat me heeft laten zien hoe je een gedicht moet schrijven, zonder het te vertellen. Ze heeft me haar gedicht in verleid. Ik liet het lezen aan anderen, helemaal geen poëzielezers, en die glimlachten en knikten en zeiden: wat mooi! Het is altijd spannend om een ander iets te laten horen, zien of lezen, dat je zelf mooi vindt. Je houdt je adem in. Deze keer vindt iedereen het mooi. De meeste mensen zeggen dat: mooi! Sommigen zeggen: leuk! Daar ben ik het ook mee eens. En ik herlees het, ik lees het voor, ik moet lachen en de ander lacht ook en ik ben ontroerd en de ander begrijpt die ontroering. Lieke Marsman maakt dat ik wil dichten en ze laat me zien wat een dichter doet. Elk woord is een trefzekere hamertik, al is de plaat vaker omgesmolten dan de lezer weet. Soms is het gedicht er in een keer, maar dat was toeval. Dan schrijft het zichzelf, zegt de dichter. Ik ging zitten en het kwam er in een keer uit. Geloof het maar niet. Elk woord is op een zilverschaaltje gewogen. En elk gedicht is een schaal met heerlijkheden die me wordt voorgehouden, maar het kunnen ook gebakken sprinkhanen zijn, want dichters houden van verrassing, het is hun handelsmerk. Zonder verrassing geen goed gedicht. Verrassing en verleiding. Vrouwen willen graag verrast worden. Goede dichters zijn geliefd bij de vrouwen. Het omgekeerde is ook het geval. Verwar echter niet de dichter en het gedicht. Nu weet ik niet hoe het met vrouwelijke dichters is. Houden mannen ook van verrassingen? Ik wel. Daar moeten we het mee doen.
Lieke Marsman: Wat ik mijzelf graag voorhoud, is een onweerstaanbare bundel, speels, verleidelijk, verrassend. Dit is geen flaptekst. Het is een liefdesverklaring. Aan de bundel.