Jaap Goedegebuure. Waar is de wereld?
Sinds 2004 zijn de wanden van een glazen verbindingsgang tussen twee gebouwen van de Tilburgse Universiteit beschreven met een gedicht van Rutger Kopland. Het luidt als volgt:
In deze glazen gang lopen
In je hoofd flarden van een dagdroom
wat je had moeten zeggen
Ja je had moeten zeggen
wat overblijft is de vraag
Waar is de wereld
Zo’n mooie diepzinnige uitspraak
En je spiegelbeeld loopt doorzichtig
met je mee dwars door het park
de bomen het gras de merels
Door wat daar is buiten je hoofd
Als ‘werk in opdracht’ verwijzen deze regels expliciet naar de plaats en de situatie waarvoor ze werden geschreven: een doorzichtige gang dwars door een grasveld met bomen.
De bijna afgestudeerde student of aanstaande doctor die nog een benauwd vragenuurtje moet doorstaan voordat het diploma kan worden uitgereikt, zal zich kunnen vereenzelvigen met de door Kopland aangesproken persoon. Ook die komt pas na afloop van het examen op het goede antwoord.
Maar het gedicht is er ook een uit het boekje, Koplands boekje wel te verstaan. De vraag die deze vorig jaar overleden dichter steeds sterker is gaan bezighouden, raakt de kern van een kwestie die op het eerste oog louter academisch lijkt, maar die bij nader overdenken gerust als existentieel probleem mag worden aangemerkt. ‘Waar is de wereld?’
Al meer en meer raakte Kopland ontvankelijk voor de leegte in de werkelijkheid, en daarmee ook voor het verlangen naar onthechting. Hij projecteerde dat verlangen in kale, ontheemde landschappen en verstilde rivieren. Daarnaast was leegte voor hem synoniem met het besef dat alles vluchtig en vliedend is, voorbestemd om meteen bij het verschijnen ook weer te verdwijnen. Tenslotte onderkende Kopland ook de leegte voorbij het menselijk bevattingsvermogen, de leegte van de onverschillige, letterlijk niets-zeggende en betekenisloze wereld die aan taal geen boodschap heeft en zich niets gelegen laat liggen aan de woorden waaronder we haar bedelven.
En toch zijn we van nature gedoemd met vragen te blijven zitten. Waar is de wereld? Hoe is de wereld? In het gedicht ‘Boomgaard’, te vinden in Een man in de tuin zegt Kopland er dit over:
Woorden weten van zichzelf niet waarvoor ze
gemaakt zijn – en zo is het met alles in de wereld
niets weet waarvoor het er is
en ook wij weten het niet
ik kijk door het raam de boomgaard in en ik zie hoe
woorden voor vogels, bomen, gras, voor wat er is daar
daar niets betekenen en ook de boomgaard zelf
heeft geen betekenis
in mijn hoofd zoekt iemand naar woorden voor
iets dat nog geen gevoel is en nog geen gedachte
en langzaam begin ik te voelen en te denken
dat ook de boomgaard daar naar zoekt – dat wij
hetzelfde zoeken, de boomgaard en ik
Naarmate Koplands dichterschap rijpte en zijn oeuvre groeide, werd hij herkenbaarder, in de keuze van zijn onderwerpen en zijn idioom. Zijn repertoire versmalde zich, zijn trefwoorden kwamen steeds vaker terug. Van de weeromstuit begon hij al hoe meer te variëren op de motieven vergankelijkheid en dood. Zijn poëzie leek daarmee ook ijler geworden, net als het spiegelbeeld dat daar in de glazen gang naast je loopt, buiten je hoofd, je dubbelganger die zich van jou onthecht.
Jaap, jou toetrede tot Versindaba is ‘n aanwins! Dankie vir jou bydraes tot dusver. Ek vind jou slotsin “Zijn poëzie leek daarmee ook ijler geworden, net als het spiegelbeeld dat daar in de glazen gang naast je loopt, buiten je hoofd, je dubbelganger die zich van jou onthecht” iets geweldig.