Bart Stouten. Open haard van taal, e.a. gedichten
OPEN HAARD VAN TAAL
Iemand heeft met graankorrels van haat
taai meel gemaakt. Vergeef de ijdeltuit
in uniform. Er is geen voorland rustiger
dan deze woorden. Suizende wind
tussen het verbrande hout.
Ik wil de rolluik van mijn liefde oplaten
voor een soldaat, die bang is voor de dood.
Ja dat wil ik. Bij hem zijn. Hier thuis.
Mij terugtrekken. Vechtend
in een open haard van verzen.
Voor een donker raam wil ik gaan staan,
in de weerspiegeling van mijn gezicht
het einde van zijn boulevarddroom zien.
De laatste tralie verliest zijn vage schaduw.
Dat is wat ik wil. Angst lijkblijk zien stralen
in de nacht, alsof het oorlog is, met maan,
midden in dit hellekooksel van gave stilte.
Het zal lijken of ik elders ben, vergeten
in een gevangenis van verblindend licht.
Knielend voor dit knetterend vuur van taal.
POEZIE IS…
Poëzie is alles, vermomd als weinig.
De marge, natuurlijk, de stalbezem,
het afzuigsysteem. Poëzie is die ene keer
dat je je laat gaan, en het roer overgeeft
aan een ziektekiem. Vers verval,
benedenstroomse taal om van angst
te gillen onderweg. Aankomen, klaarkomen,
aangedaan en klaargestoomd. Dampend
als een ongeval op asfalt in de hitte.
Het niet meer weten, bijna-dood-ervaring
en dan het licht van onbenoembare
zaligheid. Poëzie is een mantra,
galmend in je lijf dat al haar ego’s wist.
Monniken in een klooster vol afleiding.
Afdwalende gedachten die je vooral niet
dempen wil. Poëzie is eindeloos onthouden,
veel herschrijven omdat je onvoltooid bent
in het diepste van jezelf.
Geen romantisch geblaat is poëzie
over een verdwaalde aboriginal in de outback,
maar de vondst van een leeg bierflesje
in het rode zand, met haar achter taal verholen
slangen. De gevaarlijkste ter wereld.
Poëzie is eerder Australië dan Europa,
liever de woestijn dan de outback,
een continent van verlatenheid waar iemand
toch is komen wonen. Poëzie is de roep
van dwaas avontuur. Een albatros
die gered moet worden. Niet door hem te bezingen.
Poëzie is art de vivre als een appellation contrôlée.
Geen etiket is poëzie, geen partij, geen brief,
maar een PS.
PS. Vergeet het beeld van de naaimachine,
met vingerhoed voor het ontsporen.
Haute couture is voor de catwalk
en haar terreur van anorexia nervosa.
ATHENE, 6 AM
Niets aan de hand
met de net begonnen hoteldag.
Geen licht dat te vroeg
door de gordijnen glijdt,
als een strijkage bij de rekening.
Geen valse fractie van een seconde
die een werkdag suggereert.
Geen wijzer die dronken
naast het streepje van zes valt.
Al zou je dan gaan twijfelen
en eerst je ogen nog eens uitwrijven.
Alleen het misplaatst geweld
van ijskoud water. Een oude douche
die zichzelf op temperatuur brengt.
Traag. En de geur van een milde scrub
met handdoek. Ruw.
En je blik, zacht, door het raam.
Niets aan de hand
wanneer je lonken wil
naar de militairen die patrouilleren
in de schaduw van platanen
die sssssssssttttt zeggen.
HIMEJI 2004
De nacht doorgebracht met een tyfoon,
Alsof er nooit een eerder leven is geweest.
Ik gaf hem een naam, maar raakte die kwijt
Toen hij ging liggen. Mijn stukgewaaide plu.
De andere japanners, vanmorgen — vergrijsd.
Hun kogeltrein vloog met mijn overvolle brein
Door een krijsend dorp in de ochtend,
Regelrecht naar de stilte van Himeji.
Freel verleden lag er onaangeroerd,
Als een regenplas die de wind met rust laat,
Vol japanse tekens, nog natrillend
In oude handen.
Een schuifwand deed me schrikken: vocht en kou
Veranderden in geur van stro. Hij herrees
Met Edo-stijl, in vol ornaat. Reflectie
Van een vorig zelf zong lyrisch mee
Met het lemmet van zijn zwaard.
Toen was het tijd om naar een einde te verlangen.
Ik liep op blote voeten naar mijn samoerai.
Licht hing als een flauwe grap om zijn lippen,
Nog bloedend. Ik zoende hem. De rest
is voor navertelling in een volgend leven.
MONORAIL
Hoe veilig is een monorail
in het oog van de storm?
vraag je je af, en herinnert je
dat de Italianen voor Mussolini stemden,
omdat zijn treinen altijd stipt op tijd vertrokken.
Je zoeft door de lucht, hartstochtelijk vrijgevig
als een neutronenster in haar finale
pirouette van licht, om de afstand
tussen twee vluchten te overbruggen:
van Terminal One naar Terminal Two
en weer terug, vijf maal dezelfde geisha
met een opgespannen glimlach
die geen zweem van herkenning lost.
Al stapte haar eigen alter ego in.
Onderweg, in een kodo van regen
en gierende wind, staan vijf van je verledens
samengetroept om je te begluren
in een bushokje langs een drukke rijweg:
ze herkennen je toekomst niet,
maar staren verwonderd naar dit spoor
van verveling in de lucht. Ook brandend lijden
hoort bij hun leeftijd, en de storm
van een liefde die nog komen moest.
Een oude man zonder tanden –
hij houdt zich staande
in een kleine aardbeving
van gutturalen en labialen –
vertelt je dat je Japan
nooit begrijpen zal,
hoe hard je ook probeert,
waar je ook zoekt.
Op de achtergrond,
verstrengeld in elkaar,
als lichamen in een orgie:
autowegen en viaducten.
GENTSE BEGRAFENIS MET FLASHBACK
Na het sterfhuis is de begrafenis een anti-climax
van handen schudden en stuc dat door het schurken
uit de muur valt, zoals ik een paar keer uit mijn rol.
Te vroeg gewekte herinnering wordt weggekucht
en de handen blijven maar schudden, terwijl buiten
de bomen hun leven lang bidden om water en wind.
Ik ben met mijn gedachten elders, bij een hete vlam
ooit in de crypte van de Sint-Baafs, er ontstaat stilte
terwijl ik aarzel om een hand terug te geven
en vaststel dat het die van jou is, met langzaam
klimmende blik naar de gloeiende hitte van ogen
waarin verleden danst, terwijl ik een friet liet vallen
in een straatje aan de Overpoort. Stap voor stap
ging je door je gebruiksaanwijzing van Gent, kroegen
waar op dat moment borsten, haren en benen
de dag wijdden aan je liefdesketterij, Gents accent,
en ik me, met een vloek van beleefde bewondering,
thuis probeerde te voelen in een verkeerde wijk,
die nu plots terugkeert, met jou erbij, en verdriet
aangeboord in het oord van verderf waar ik brand
wanneer je me dankt voor mijn komst. Ja, ik ben klaar-
licht verlangen, maar vrees dat een truck met oplegger
over me heen gaat rollen, als het heelal zich herhaalt
omdat God strofen van verdriet wat beter wil spreiden.
Wat weten de bomen over afkalvend geloof,
de handen die ritselen in een rij van zacht geprevel,
een liefde die niet doven wil. Ik ben bij jou, en zoen je
terwijl iedereen het ziet. Een dode vriend is mooi
wanneer hij voortleeft in de diepte van blije ogen
en Gent zich hitsig voelt tussen lachende tranen.
DAT GEVOEL
Vliegen.
Het gevoel in een ongemaakt bed te liggen.
Turend naar Boeddhistische soetra’s
van de vloer tot de zoldering.
In en uit je bewustzijn glijden.
Het gevoel dat de soetra’s
je in leven houden.
De stewardess, een cameo verschijning
in donker Chinees gefluister, bracht koffie,
lauw en treiterig flauw met poedermelk erbij
en een sprank gesol met haar troetelkinderen.
Ze grapte melig over dik en dun. Haar eigen voorkeur
stond op het lijf geschreven. In prachtig Frans.
Geen idee waar het vandaan kwam. Dat gevoel.
Ik hield van haar, heel even, toog aan het werk
en ledigde het dun.
Wachtend, in slaap en inflight magazine,
op beter tijdverdrijf.
Het kwam. Hoog boven de gold coast,
die mijn buur herinnerde aan de ingewikkelde timing
van het elders ter wereld komen: mama op de terugweg
van een reisje naar Papua Nieuw Guinea, haar verlangen
om hem in Australië te baren, zijn eerste schreeuw
in een Lockheed Hercules onderweg. En hoe hij
twee jaar geleden — zijn pousse café een fait divers
voor Quantas — bevangen werd door vliegangst, zo hevig
dat hij aan de grond genageld toekeek hoe het vliegtuig
zonder hem vertrok, naar weer een ander werelddeel.
…in een ongemaakt bed… turend naar
Boeddistische soetra’s…
Voor mij geen alcohol.
Vasculair probleempje om begripvol bij te glimlachen,
denkt de stewardess.
SNEL
Soms komt wat je nooit voor mogelijk hebt gehouden,
ongevraagd, onopgemerkt naar je toe.
Je moet er alleen de tijd voor nemen.
Al lijkt het duizelingwekkend snel te gaan.
De thee duurt langer dan het kopje.
De fruitsmaak weekt gedachten los,
alsof ze je al jaren kent.
Nu staat er liefde op het spel.
De wereld moet maar even leren wachten.
Buiten vervreemden de steegjes van Aleppo
van hun roerige middeleeuwen.
Binnen ligt er meer dan 7000 jaar oude geschiedenis
onder de vloer. Dat is allemaal zonder geheim.
Alleen de valse wand, verstopt achter een tapijt
dat gevoeld wil worden, leidt naar een kamer
waar oude dromen mijn onverwachte komst verbeiden.
Hoe zijn ze daar geraakt?
Wie heeft ze de weg gewezen?
In het donker zie ik alleen twee nieuwsgierige ogen.
WAS HET TOKYO OF OOSTENDE ?
Omgevallen electriciteitspaal, met skyline
Op de achtergrond, als gladiolen
In een kleine vaas van oma, bloed
Of water, ik hoor hem nog Budoya zeggen —
Druiven uit haar kruidenierswinkel dacht ik —
Shinjuku? of de Oude Molenstraat waar ze me
Als een kleine krijger aan haar hand meenam
Dezelfde bloemen voor een raam
Met een plas regen van gisteren erbij —
Oostende, ik ruik een klein vissouvenir —
Tokyo, sashimi op de toonbank van de liefde
En Mozart die ons overal achternagereden komt
Hier en daar, hip, cool en trendy —
Dreigende wereld vol expats, één van hen
Brallend over Baha terwijl hij Bach bedoelt —
Ijlend naar de dood van dit gedicht,
Voor te lezen door oma, in haar Oostends
Dat ik al horen kan — of heb ik slechts gedroomd
In deze nacht aan de andere kant van de wereld
Van vertrouwde taal?
© Bart Stouten. Mei 2011
Bart Stouten (Sint-Truiden, 1956) is een Belgisch-Vlaamse licentiaat-vertaler, dichter en radioproducent bij de cultuurzender van de openbare Vlaamse omroep (VRT), namelijk KLARA. Hij was werkzaam als copywriter en stafmedewerker aan de universiteit van Antwerpen. In 1990 werd hij bij Radio 1 van de toenmalige BRT aangesteld als producent bij de Dienst Hoorspelen. Hij heeft er de Beckett-hoorspelen vertaald en gerealiseerd in een Nederlandse versie samen met regisseur Martine Ketelbuters. Hij leidde ook andere hoorspelreeksen voor de Vlaamse radio, zoals van Harold Pinter, Peter Handke en Tom Stoppard. Als dichter publiceerde hij vijf dichtbundels bij Uitgeverij P te Leuven: 2002: Sapporo blues – kimi ga hoshii (ill. Rainier Boidin) 2004: De wijsheid van de wind 2006: Happy Christmas, Happy New York 2009: Een Boek van Tijd. 2011: Tussen dood en herleven Hij nam deel aan verschillende belangrijke poëziefestivals in Vlaanderen en Nederland, waar zijn werk zeer gewaardeerd wordt. Als prozaïst debuteerde hij in 2009 met Het ware Eden, een spiritueel dagboek, bij Uitgeverij Averbode. In april 2011 verscheen bij Uitgeverij Averbode eveneens ‘Beminde eilanden’ waarin hij met literaire teksten door hem geliefde verre eilanden verkent. Van maandag tot en met donderdag presenteert hij tussen 19:00 en 20:00 uur De Tuin van Eden. Op zondagmorgen brengt hij ‘Stouten op Zondag’. |