Dichters en de openbare ruimte. Het is een veelbeproefde combinatie. Getuige de tijdelijke of permanente poëzieroutes die her en der in Vlaanderen en Nederland kunnen gelopen worden, de talrijke poëziefestivals in open lucht, de gedichten die her en der over ons vlakke landschap uitgestrooid liggen als blijvende getuigen van een (voorbije?) cultuur. Profane menhirs voor ondertussen ook grotendeels profane lezers.
De relatie tussen de dichter en het landschap zorgt soms echter ook voor fricties. Recentelijk haalden twee van die fricties de pers. Ook postuum durven dichters nogal eens stof te laten opwaaien.
Het in memoriam-venster voor Eddy Van vliet in Watou

Watou is voor vele poëzie- en kunstliefhebbers in Vlaanderen en Nederland een begrip. Sinds 1980 wordt er tijdens de zomermaanden een jaarlijks festival rond poëzie en beeldende kunst georganiseerd. Aanvankelijk door Gwy Mandelinck, de laatste jaren door intendant Jan Moeyaert. Tijdens mijn herhaalde bezoeken aan Watou hield ik, zoals zovele andere bezoekers, stil bij een op het eerste gezicht ongewone constructie. Een soort van doorkijkraam dat door zijn loutere aanwezigheid een andere invulling gaf aan het landschap waarin het stond.
De constructie in kwestie was een herinneringsmonument aan de Vlaamse dichter Eddy van Vliet. Net voor zijn dood in 2002 had Eddy Van vliet aan zijn vriend Gwy Mandelinck, gevraagd om zijn as in Watou te verstrooien. Mandelinck vervulde deze wens van Van Vliet en liet ook een grafmonument ontwerpen door Stefan Beel. Het grafmonument in de vorm van een raam, werd geplaatst op private grond. Mandelinck had een overeenkomst met de eigenaar, Dr. Jean-Pierre Verhoeve dat het monument op de wei mocht blijven staan zolang hij leefde. Onlangs verkocht de eigenaar de grond en de nieuwe eigenaar, Dr. Joke Barrezeele, verwijderde het monument zonder Gwy Mandelinck of het stadsbestuur van Poperinge, aan wie het monument geschonken werd in 2008, te verwittigen.
Het stadsbestuur was bereid om binnen de context van het ruimtelijk uitvoeringsplan van Watou mee naar een oplossing te zoeken. Binnen dat plan is een uitbreiding van de lokale begraafplaats voorzien, vlak naast de weide waar het monument stond. Een mogelijk oplossing kon er dan ook in bestaan om het monument in de nieuwe begraafplaats te integreren.
Andere betrokken partijen stelden dan weer voor om het monument over te brengen naar de begraafplaats Schoonselhof in Antwerpen, waar Eddy van Vliet woonde. Op het Schoonselhof liggen tal van literaire en andere artistieke grootheden begraven en het grafmonument zou er dan ook niet misstaan, werd geredeneerd.
De piste van de verhuis werd echter al snel verlaten om de geest van de wens van Eddy van vliet te eerbiedigen. De familieleden van Van Vliet en Gwy Mandelinck sloten een akkoord met de nieuwe eigenaars van de voormalige woning van Gwy Mandelinck, die in de onmiddellijke nabijheid ligt van de locatie waar het monument stond, om het monument daar een plaats te geven in de voortuin. Op die manier blijft het monument ook voor het publiek zichtbaar. Het laatste woord over de hele zaak is nog niet gezegd en wellicht volgen nog verder ontwikkelingen.
Gedichtenmuur Gerard Reve in Machelen-aan-de-Leie

Al even pitoresk als het West-Vlaamse Watou is het Oost-Vlaamse dorpje Machelen-aan-de-Leie, een deelgemeente van Zulte. Kunstliefhebbers kennen het dorp vanwege het museum gewijd aan de kunstschilder Roger Raveel (korte randbemerking: het museum werd ontworpen door dezelfde architect die het grafmonument voor Eddy van Vliet ontworp). Ook de Nederlandse schrijver en dichter Gerard Reve woonde samen met zijn levensgezel Joop Schafthuizen jarenlang in dit kleine dorp in een bocht van de rivier de Leie. Omdat er tot nu toe op het grondgebied van Machelen, behalve het graf van Reve, niets herinnert aan een van zijn beroemdste inwoners (de pikorde laat ik aan de lezer), besloot het gemeentebestuur van Zulte om een vijf meter lange gedichtenmuur te plaatsen aan het plaatselijke cultureel centrum. Op die muur werd in koperen letters het gedicht ‘Credo‘ van Reve aangebracht… of toch zo ongeveer, want al gauw bleek dat de oorspronkelijke tekst van het gedicht: “Niets te verwachten, niets te hopen: er rest mij niets dan duisternis en Dood. Ik zie het, maar ik wankel niet: wie Gij ook zijt, U heb ik lief, met heel mijn hart, met al mijn Bloed.” op de gedichtenmuur een woord te veel bevatte: “”…niets anders dan duisternis en Dood…“.
Het gemeentebestuur zat erg verveeld met de zaak en sprak er het Nederlandse studiebureau Grontmij, dat het ontwerp van het monument begeleidde, op aan. Joop Schafthuizen had eerder al geopperd om het woord gewoon te schrappen, maar het studiebureau pleitte voor een verregaandere ingreep. Het stelde voor om het extra woord gewoon weg te hakken, waardoor er een gat in de muur zou ontstaan. Alhoewel “gewoon” … Verlegen om een toelichting omschreef de burgemeester van Zulte de radicale ingreep als een opportuniteit: “Daardoor wordt het mogelijk om dwars door de muur te kijken, wat de leegte en de duisternis in het gedicht symboliseert. Vooral ‘s nachts, wanneer het monument verlicht is, wordt de symboliek van het gedicht versterkt.” De ingreep zou bovendien niets kosten aan de gemeentekas, want het studiebureau Grontmij stelde genereus voor om de kosten voor het weghakken te betalen … Joop Schafthuizen, gevraag naar een reactie, omschrijft het plan als “grote nonsens”.