
Op 13 april 2011 meldde De Papieren Man dat het door de Vlaamse architect Stéphane Beel ontworpen grafmonument voor Eddy van Vliet (1942-2002) door de nieuwe eigenaars van de weide was weggehaald (zie De Papieren Man). Daags na de crematie in 2002, zo meldde de weblog nog, is in het grensland van Watou Beels “venster in een vrijstaande muur” ingewijd door Gwy Mandelinck, jarenlang organisator van de legendarische poëziezomers, Hugo Claus, Leonard Nolens en andere kunstenaars. De vermetele daad van de grondbezitters, niet echt geïnteresseerd in een grafmonument voor een dichter, zorgde kortstondig voor ophef in de Vlaamse pers. Althans, ik herinner me blogs op De Contrabas, een bijdrage in de krant De Morgen (wellicht hetzelfde stukje dat op De Papieren Man al stond) en hier en daar misschien nog een kort berichtje. De heisa die gepaard ging met de vermaledijde dichtmuur ter nagedachtenis van Gerard Reve in Machelen aan de Leie – met het intussen beruchte woord dat per abuis aan een versregel is toegevoegd – of de discussie over het Antwerpse muurgedicht van Gust Gils waarin ‘pour le besoin de la cause’ door Gert Dooreman wat (typo)grafische veranderingen zijn aangebracht (op DeReaktor) – hebben tot meer verontwaardiging geleid dan het dichtgeklapte Venster voor Eddy van Vliet.

Toen ik medio april de schaarse berichtgeving over Het Venster volgde, moest ik aan een brief van het literaire instituut De Bezige Bij denken. De Bij was jarenlang vaste uitgever van Van Vliet en ook postuum was deze Amsterdamse uitgeverij bereid een editie van de verzamelde gedichten op de markt te brengen. Tijdens warme zomermaanden werkte een editieteam van de Universiteit Gent aan de tekstbezorging van Van Vliets dichterlijke oeuvre. Onder de redactionele begeleiding van de schrijver Alfred Schaffer, op dat tijdstip nog in dienst van De Bezige Bij, kwam een omvangrijke hard cover met Eddy van Vliets poëzie op de markt. Het fraai uitgegeven boek bevatte naast de leesteksten van Van Vliets gedichten (en per ongeluk ook een meegesmokkeld vadergedicht van Hans Lodeizen) een overzicht van de publicatiegeschiedenis van alle bundels die tijdens Van Vliets leven in het commerciële en bibliofiele circuit zijn verschenen. Een dergelijke bibliografische materiaalverzameling, het resultaat van speurtochten in bibliotheken, bij boekenverzamelaars en in het schrijversarchief, is voor nog maar weinig dichters ondernomen.
De presentatie van de teksteditie had plaats op de zogeheten codadag, de afsluitende zondag van de poëziezomer, in een afgeladen bevolkte dorpskerk op de markt van Watou, in aanwezigheid van Van Vliets geliefden en vrienden. Het eerste exemplaar mocht ik overhandigen aan de zichtbaar ontroerde dochters van de gestorven dichter.
Enkele jaren later, nog geruime tijd voor Het Venster is gesloopt, ontving ik een kwade mare uit Amsterdam. Ofschoon de tekstediteurs tegen een flink gereduceerde prijs zich nog enkele exemplaren van de volledige Van Vliet mochten aanschaffen, naast de vijf exemplaren die we wellicht uit eerlijke schaamte in een kartonnen doos toegestuurd kregen, zou de restoplage (ik aarzel nu even…) worden vernietigd. Door de papiermolen gedraaid. Tot dunne papierrepen vermalen. Ik begreep het niet. Samen met het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (dat een deel van het editieproject had gefinancierd) drukte ik mijn verontwaardiging uit, maar de versnipperaar deed blijkbaar onverstoord zijn destructieve werk. Met het excuus dat de poëzie van een zo geliefd, ja zelfs populair dichter, en een trouw fondsauteur niet in de ramsj kon worden gegooid, werden de grove middelen bovengehaald.
Toen Het Venster bijna twee maand geleden werd gesloten, dacht ik terug aan tranen van treurige dochters. En aan de gedichten die onder anderen Benno Barnard, Remco Campert, Paul Demets, Stefan Hertmans en Koen Stassijns in de van slechte akoestiek voorziene Sint-Bavokerk hebben voorgelezen. Eddy van Vliet was een veelgelezen dichter – tijdens zijn leven verkochten de bundels naar verluidt goed, enkele latere bundels kregen zelfs een tweede druk – en hij was een graag geziene gast op podia en in de kroeg. Toen De Bij besliste de volledige Van Vliet te deleten, heb ik geen jota verontwaardiging in de vaderlandse pers ontwaard. Als een schrijver toch vooral voorleeft in zijn geschriften, dan is de eerste kaalslag zonder meer de meest drastische geweest. Daar herstelt een dichter niet meer van.
Op Wikipedia lees ik dat de verbouwde Sint-Bavokerk van Watou een beschermd monument is. Ik lees verder dat Karel van Ydeghem en Maria van Cortewyle, eerste graven van Watou, en ook de mysticus Karel Grimminck er sinds de zeventiende respectievelijk achttiende eeuw hun praalgraven hebben. Waar de as van Eddy van Vliet is verstrooid, zijn de praalgraven ongeschonden gebleven.
Addendum
06/06. Nagekomen bericht. De brief van De Bezige Bij heb ik tot vandaag altijd op een verpletterende manier letterlijk gelezen. Er staat immers: “Zoals elke uitgever vinden wij de weg naar de ramsj een moeilijke. Wij geven er daarom de voorkeur aan om een gedeelte van de voorraad te vernietigen”. Een verwijzing naar het liquideren van een restantoplage kan wellicht niet anders dan letterlijk worden genomen. Voor een editeur en een bibliofiel is het gebruik van een predicaat als ‘verpletterend’ een understatement. De papiermolen heeft klaarblijkelijk ook een metaforische dimensie. Daags na het schrijven van bovenstaand opiniërend stukje ontving ik van Edward Vanhoutte, coördinator van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, de melding dat (een deel van) de restoplage van de eerste (en enige) druk van Van Vliets Verzamelde gedichten van een gewisse ondergang is gered. Dat staat inderdaad vermeld in een e-mail dd. oktober 2010. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) heeft wat overbleef van de oplagestock (circa 260 exemplaren) tegen gereduceerd tarief aangekocht en fungeert sinds enige tijd als verdeelcentrum voor de editie van Van Vliets poëzie. Vanhoutte laat ook weten dat Poëziecentrum in Gent als alternatief verkooppunt de editie aanbiedt. Uiteraard kan deze lotsbestemming van een door de commerciële uitgever afgedankt product de editeurs vreugdevol stemmen. Niets erger dan een vernietiging. Toch stemt het eveneens mistroostig te weten dat het verzamelde dichtwerk van een spraakmakend dichter in Vlaanderen langs het alternatieve circuit gegadigden moet zien te vinden. De KANTL is geen commerciële boekhandel, maar beschouwde het najaar 2010 wellicht als een kwestie van postume noblesse het werk van een lid van de instelling voor definitieve kaalslag te behoeden. Ironisch is dat Poëziecentrum, waar Van Vliet bij wijze van spreken kind aan huis was én waar wel eens schamper is gedaan over dat meegesmokkelde gedicht van Hans Lodeizen (maar waar nooit ernstig aandacht is besteed aan de tekstuitgave), nu functioneert als verdeelcentrum voor de verramsjte Van Vliet. De poëzie van een romantisch dichter, met erkenning in Nederland en Vlaanderen, verdient het beschikbaar te zijn in de boekhandel.
Nog steeds ervaar ik het als een kaakslag dat de vaste uitgever van Van Vliet nauwelijks drie jaar na de uitgave van het boek al besliste de resterende exemplaren van de hand te doen. Uit de brief spreekt een niets aan de verbeelding overlatende intentie van het uitgevershuis. Bij gebrek aan rendabiliteit wenkt niet de ramsj maar de molen. Exemplaren van de tekstuitgave kunnen nog worden besteld bij de KANTL (Koningstraat 18, Gent) of bij het Poëziecentrum.
Yves T’Sjoen
Beeld in Salamanca
Was het uit hout gesneden of uit steen gekapt,
het beeldhouwwerk op het dak?
Als riep het alleen vragen op: In welke eeuw
hadden de bouwers van de stad de ooievaar
een plaats als heilige waard geacht?
Onverwacht, als door een omkering van
de zwaartekracht, bevrijdde de vogel zich
van het kunstwerk waarvoor ik hem gehouden had.
——————————–
(c) Eddy van Vliet (Uit: Gigantische dagen, 2002.)