Die grense wat die Den Haagse kunsfees Crossing Border jaarliks wens om oor te steek, is naamlik die grens wat daar tussen musiek en poësie bestaan. Tydens dié fees, wat verlede week ten einde geloop het, word die verhoog dan uitsluitlik deur digters en musikante gedeel. Vanjaar, ten aanloop tot die fees, het die webblad 3Voor12 onderhoude gevoer met vier van die digters wat tydens genoemde fees opgetree het. Hulle is die Vlaamse digters, Sylvie Marie, Floris Schillebeeckx en Marc Tritsmans, asook Nyk de Vries, ‘n digter vanuit Friesland. Die onderhoud het spesifiek op die gewaande kruisbestuiwing tussen musiek en poësie gefokus.
Op die vraag “Welke muzikanten gelden als belangrijke inspiratiebron voor je, en op welke wijze uit zich dat?” het die vier digters soos volg geantwoord:
Sylvie Marie: ‘Ik weet niet of ik muzikanten heb die doorgaan als ‘belangrijke inspiratiebron’. Ik denk het niet. Soms kan een film of een lied me wel op een poëtisch idee brengen, maar dan maakt het niet echt uit van wie dat lied of die film komt. Zelfs een lelijk lied kan me inspireren. Ook tijdens het schrijven zelf verdraag ik maar weinig muziek. Als ik al iets opleg tijdens het schrijven, is het instrumentale, klassieke muziek en die kan dan wel een invloed hebben. Probeer bij wijze van spreken maar eens iets sombers te schrijven bij Vivaldi’s ‘Lente’.’
Floris Schillebeeckx: “‘In de eerste plaats Leonard Cohen. Ik leerde hem toevallig kennen rond mijn vijftiende via een cd van mijn moeder (Songs From A Room). Op één of andere manier trok die erg onhippe muziek me toen aan. Het bezwerende lage zingen op afstandelijk betrokken wijze, de diepgravende teksten met metafysische reikwijdte, het verklankte mededogen en de subtiele humor. Ik had van hem makkelijk dertig songteksten kunnen selecteren voor de vorige vraag. Zeker omdat zijn teksten veel meer omvatten dan het voor songschrijvers gebruikelijke romantisch-esthetische wereldbeeld. Het is ook een denker en een profeet. Hij is net als ik begonnen als dichter en daarna is hij begonnen met het schrijven van nummers, zonder al te veel muzikale bagage. Het is een schoolvoorbeeld van iemand die zich binnen zijn beperkingen maximaal ontwikkeld heeft. Naast hem noem ik graag Nick Cave, 16 Horsepower, Bob Dylan, Brel, Ferré…”
Marc Tritsmans: “Voor mij is het schrijven/lezen van gedichten iets totaal anders dan het beluisteren van muziek. Beide zijn voor mij complementaire, maar toch ook totaal afzonderlijke kunstgenres. Het is zelfs zo dat ik, wanneer ik echt naar hedendaagse muziek luister, niet eens probeer om de tekst te ontcijferen. Die is – voor mij althans – meestal van secundair belang. Zelfs als ik naar Bob Dylan luister, ben ik vooral geïnteresseerd in zijn heel persoonlijke frasering – er is niemand anders die zingt zoals Dylan – en veel minder in de inhoud van zijn teksten. Al zijn die volgens sommigen Nobelprijswaardig. Ik wil daar niet eens over oordelen, want eigenlijk worden deze songs aan mij gepresenteerd als muziek en niet als literatuur… En gedichten: daarvan vind ik nog altijd dat je die best thuis leest. In alle rust. En op muziek moeten die gedichten al helemaal niet worden gezet. Daar komt overigens nog bij dat het Nederlands zich veel minder dan het Engels leent om op muziek te worden gezet. Maar ín de gedichten zelf zit vaak een muziekje dat de lezer maar voor zichzelf moet ontdekken. En als ik me dan toch al eens door muziek laat beïnvloeden of inspireren, gaat het om klassieke muziek – en niet toevallig alleen maar instrumentale klassieke muziek. Ik hoop dat het echter duidelijk is dat dit aanvoelen geen enkel waardeoordeel – noch ten opzichte van de muziek, noch ten opzichte van de poëzie – inhoudt. Voor mij zijn het dus doodgewoon aparte dingen. In die zin voor mij dus toch niet echt ‘Crossing Border’, maar dat hoeft toch ook helemaal niet? Laat ons gewoon van beide genieten, zoals je kan genieten van eten én van drinken.”
Nyk de Vries: “Ik maak ultra korte teksten, nooit langer dan 120 woorden, zogenaamde prozagedichten. Ze zijn grappig, maar ook wrang. In een bepaalde periode waren de verhalende nummers van Tom Waits een sterke invloed. Bijvoorbeeld het nummer ‘Franks Wild Years’, waar de verteller aan het eind de zaak in de fik steekt met daarop volgend de zin: ‘Never could stand that dog.’ Dat is prachtig, die compactheid gecombineerd met een twist, dat is wat ik nastreef. Ik maak zelf ook muziekversies van mijn prozagedichten. Ik werk op dit moment aan de cd-versie van mijn eerste bundel Motorman, gecombineerd met nieuw materiaal, die uit gaat komen bij Excelsior.”
Nou ja, toe. Vir jou leesplesier volg Sylvie Marie se gedig “evolutie” hieronder. Dit is die gedig wat sy vir toonsetting voorgelê het.
***
evolutie
omdat ik geen vis meer wou zijn, wierp
ik me ooit uit het water, kreeg benen, ruilde
schubben voor huid en begon met longen
te ademen.
nu kijk ik van op de oever
van het land naar de zee,
onderhandelend met de golven of terugkeren
mogelijk is.
ik wil ook weten wat dat is:
benen die verdwijnen, verschubbende huid
en ademen dat weer happen wordt. wat is dat
krampachtige happen toch goddelijk.
de zee zou de zee niet zijn als ze
mij niet schuimbekkend verwelkomde.
ik heb inderdaad naar adem
gehapt.
(c) Sylvie Marie