Janita Monna. Een soepel vallende, ritmische jas.
Marc Tritsmans – De stilte van de wereld na ons
Eerst een omweg via het noorden, langs Zweden, waar de dichter Lars Gustafsson ooit het onvergetelijke gedicht ‘De stilte van de wereld voor Bach’ maakte. Over de bijna onmogelijke voorstelling dat er ook een tijd was waarin niets of niemand nog bijvoorbeeld ‘Das Wohltemterierte Klavier’ kende: ‘Een Europa van grote lege vertrekken zonder weerklank,/ overal onwetende instrumenten’. Gustafssons gedicht echoot in de titel van de tiende bundel van Marc Tritsmans: De stilte van de wereld na ons. Deze Vlaamse dichter heeft een allergie voor geluid, althans voor het hedendaagse ‘gedaver’ en ‘gebrom’ dat als een ‘knellende helm/ om deze hele aardbol’ zit. Verlangend kijkt hij uit naar een wereld zonder mensen, de tijd dat de stemmen verstommen en de stilte ‘oorverdovend’ zal zijn.
Voor wie de poëzie van Tritsmans niet zo goed kent –zijn populariteit in Vlaanderen is groter dan in Nederland – is het aan te raden om de bundel ergens in het midden open te slaan. Daar begint namelijk een kleine bloemlezing uit eerder werk, die ter viering van zijn 20-jarig dichterschap aan De stilte van de wereld na ons is toegevoegd. Grote wijzigingen heeft het oeuvre van de dichter in die twee decennia niet doorgemaakt. Al in zijn debuut typeerde Tritsmans zich als ‘schatbewaarder’, behoedzaam spiedend naar tekenen van verandering in het landschap. ‘wat omgewoelde aarde,/ een gemerkte boom, een breder spoor./ Iemand beraamt met zorg de ondergang.’
Als vele dichters is Tritsmans zich overbewust van de vergankelijkheid van alles, en van het feit dat de mens op deze aarde, in dit heelal een nietige voorbijganger is. Taal gebruikt hij om te bewaren wat anders vergeten raakt. Hij richtte ooit een klein museum op voor vergeten gebaren als de groet met de hand aan de hoed; hij vroeg ‘genade voor het tere bloempjesbehang’ van een huis dat ooit bewoond, nu gesloopt gaat worden. En liefdevol dicht hij over zijn eigen kinderen die groter groeien, en zijn ouders die ouder worden. Zien we in de bloemlezing grootvader nog kastanjes zoeken met zijn kleinkind, daarbij melancholisch gadegeslagen door de dichter, in de nieuwe gedichten weet ‘vader nauwelijks nog/ waar hij is’. Tritsmans’ gedichten zijn vriendelijk verstaanbaar en dragen een soepel vallende, ritmische jas. Het is poëzie die in veel opzichten voldoet aan het beeld dat mensen van poëzie hebben; zoals zijn opwinding over de herrie, over ‘infantiel facebookgedoe’, ‘stompzinnige hypes’ en ‘debiele chauffeurs’ past bij het stereotype beeld van de dichter die zich liefst afsluit van de ‘echte’ wereld. Maar waar die kwaadheid – die ongetwijfeld oprecht is –iets obligaats heeft, zijn de gedichten dat uiteindelijk niet. En dat komt waarschijnlijk door dat die in al hun herkenbaarheid een snaar raken die je ontroering zou kunnen noemen. Terwijl een hang naar de ‘harde wetenschap’ soms nog voor verrassende inkijkjes zorgt, zoals hier bij de beschrijving van het periodiek systeem en zijn bedenker, de Rus Mendelejev: ‘alle bouwstenen van het universum/ voorgoed opgesloten in dit keurslijf (…)/ als een avant la lettre IKEA-handleiding/ voor het heelal.’
Stelsel van vergelijkingen
ooit kon mijn vader toch nog alles
aan, vond hij ook zonder ons de weg
terug, moesten onze kinderen gewoon
bij de schoolpoort worden opgehaald
en dan was iedereen weer veilig
thuis: de wereld had nog snijpunten
maar intussen lijkt het aantal dimensies
toegenomen, is de controle ons ontglipt
strijken kinderen willekeurig neer
in Helsinki, Mumbai of Tadzjikistan
weet ook mijn vader nauwelijks nog
waar hij is, laat staan waar hij naartoe
moet en zijn wij dus onaangekondigd
verdwaald in dit stelsel van vergelijkingen
waarvoor geen oplossing meer bestaat
Marc Tritsmans – De stilte van de wereld na ons. Nieuw Amsterdam. 128 pagina’s, 19,95 euro, ISBN 9789046813997
Deze recensie verscheen eerder in Trouw.