Canto voor Bert Schierbeek*
Met een andere stem, geleend voor dit gedicht,
lees je deze lange endecha, dit treurdicht, voor
Bert Schierbeek, met een mond halfvol Spaans.
De stem heeft nu andere afmetingen gekregen en
de adem legt de langste versregels neer op de tong.
Want de verleden tijd zit voor altijd in ons verloren.
Op het eiland Ibiza ziet hij de eerste vage tekenen
van de fabel hoe het dier een mens heeft getekend.
Met de Manolito, een oud bootje met gasoliemotor,
vaart hij naar het zuiden, het eiland Formentera,
waar hij een wit huis zal bouwen naast vijgebomen.
Want de verleden tijd zit voor altijd in ons verloren.
In de ruime woning met het ouderwetse portiek
aan de Koninginneweg te Amsterdam-Zuid,
waar je twee maanden in de logeerkamer verblijft,
schiet hij vaak in een schurende lach die stokt,
waarna een lange stilte volgt terwijl zijn gezicht
blijft lachen en de rimpels zich vermenigvuldigen.
Een verzamelaar van stemmen, en dus ook van woorden
die onophoudelijk gulzig stromen uit ontelbare monden
en een beeld opbouwen van de alles omvattende wereld
maar ook van die kleine borrelende wereld van het ik.
Zijn woorden bereiken nu eindelijk hun bestemming.
Want de verleden tijd zit voor altijd in ons verloren.
Het opdringerige wit op vele bladzijden komt overeen
met de relevante stilten in de muziek van John Cage.
Hier dringt de buitenwereld luid binnen in de tekst.
Zijn schrijven vormt een vuist vol gebeurtenissen.
Een brekende bamboestengel levert een Zen-ervaring op:
kijk, de verleden tijd zit voor altijd in ons verloren.
Woorden zijn er om opgeschreven te worden.
Typografie als bestanddeel van het schrijven.
Nochtans zal een stoel zich nooit herkennen
in het woord stoel. Poëzie schiet hier tekort.
Het Spaanse volk dat lacht en ongelukkig blijft,
de verleden tijd zit voor altijd in ons verloren.
© Willem Roggeman / 2013
* BERT SCHIERBEEK (1918-1996) : Nederlandse experimentele schrijver, die behoorde tot de groep van de Vijftigers, samen met o.m. Gerrit Kouwenaar, Remco Campert en Lucebert. In 1951 publiceerde hij de succesvolle experimentele roman “Het boek ik”, waarin geen verhaallijn voorkwam en die vooral bestond uit associaties van woorden en gedachten. Tot zijn bekendste werken behoren “De gestalte der stem” (1957) en “Het dier heeft een mens getekend” (1960). Hij schreef niet alleen experimenteel proza, maar ook dichtbundels, toneelwerken en het essay “De tuinen van Zen” (1959). Ook werkte hij vaak samen met kunstschilders als Karel Appel en Lucebert, die zijn boeken illustreerden. Hij overleed op 77-jarige leeftijd in Amsterdam. (W.R.)