Literair tijdsdocument. ‘Als was alles vanzelfsprekend in die witte huizen’
Hommage van Eddy van Vliet aan Breytenbach
Yves T’sjoen.
Na de arrestatie van Breyten Breytenbach in augustus 1975 en drie maanden later de veroordeling tot een celstraf van negen jaar zijn in Nederland en elders in de wereld (Frankrijk, Verenigde Staten) activiteiten ondernomen om de vrijheidsberoving door het apartheidsregime in Pretoria aan te klagen en publieke aandacht te vragen voor de zaak. Onder anderen de uitgevers Rob van Gennep en Laurens van Krevelen, zonder meer de drijvende kracht, initieerden het Breyten Breytenbach-comité. Eva Bendien en Rutger Noordhoek Hegt, kunsthandelaren van het roemruchte Galerie Espace waar Breytenbach al sinds begin jaren zestig schilderijen exposeerde, waren nauw betrokken. Verder maakten Adriaan van der Staay (directeur) en Martin Mooij van de Rotterdamse Kunststichting, Aad Nuis en Adriaan van Dis deel uit van het comité. Het is elders beschreven, zoals in de doctoraalscriptie van Annemiek Recourt (2008), hoe het comité tot stand kwam en in hoeverre de Kunststichting Rotterdam, PEN Nederland met directeur Wim Hazeu en Poetry International betrokken waren bij de organisatie. Later zal PEN Vlaanderen zich inlaten met de zaak. Notulen, brieven en krantenberichten over beide hofzaken (1975 en 1977), keurig bijgehouden door Adriaan van Dis en te raadplegen in het Literatuurmuseum (Den Haag), documenteren standpunten en ondernemingen van het B.-comité.
aan breyten breytenbach
Naast verwoede pogingen druk uit te oefenen op en de bemoeienis te vragen van de diplomatieke, culturele en journalistieke wereld, teneinde Breytenbachs lot blijvend aandacht te schenken, zijn er de schilderkunstige en literaire gelegenheidspublicaties. Schrijvers in de Lage Landen en elders in de wereld spraken een maatschappelijk engagement uit en verleenden medewerking aan projecten die de antiapartheidsstrijd in Zuid-Afrika een hart onder de riem moesten steken. Het jaarlijkse dichtersfestival Poetry International Rotterdam, opgericht in 1970, was een druk bijgewoond evenement waaraan Breytenbach van in den beginne zijn medewerking verleende en waarvoor hij zich inzette. In het jaar dat hij vanwege de gevangenisstraf niet kon deelnemen, in 1976, is zijn naam naar verluidt elke avond genoemd. In datzelfde jaar is aan breyten breytenbach (z.j. [1976]) uitgegeven door de Kunststichting Rotterdam, Bureau Poetry International en het Comité Breyten Breytenbach. Aan de bijdragen van Nederlandse schrijvers (J. Bernlef, C. Buddingh’, Remco Campert, Gerrit Komrij, Sjoerd Kuyper en Wim de Vries) is aandacht besteed. Ook anderstalige dichters, allen deelnemers van Poetry International, participeerden op instigatie van Martin Mooij en droegen een gedicht bij aan de bundel (Michael Krüger, Jean-Clarence Lambert, Philip Levine, Adrian Mitchell, Vasko Popa, W. Rendra, Waldo Rojas en Jerome Rothenberg).
Vlaamse inbreng
De Vlaamse dichters Eddy van Vliet en Marcel Wauters kregen in deze politieke en institutionele context tot nog toe minder aandacht. Méér nog, de Aalstenaar Marcel Wauters (1921-2005) wordt in tegenstelling tot de in Antwerpen woonachtige Eddy van Vliet verkeerdelijk bij de buitenlandse schrijvers gerekend (Jonckheere 1999:172). De foutieve inschatting heeft wellicht te maken met de taal. Wauters, eveneens gast op Poetry International, schreef een Franstalige tekst die later is gebundeld in Vergeeld dossier (1980). Bij wijze van correctie citeer ik hier het merkwaardige gedicht in aan breyten breytenbach, gepubliceerd op bladzij 21 van de gelegenheidsuitgave.
.
DECRET D’AUTORITE
épris de mépris
dans les plis noircis de la hiérarchie
il se sent chez lui
l’inapprochable l’intouchable seigneur
nommé ickx non par ses candides et autres serviteurs
qui sont tous mes amis
mais gratuitement par toi et moi
qui subissent à peine les contraintes de ses phobies déguisées
ils en ont peur mais s’ils le haïssent
du fin fond en papier maché de leurs entrailles de victimes
ils ne le condamnent pas au soleil fraternel de plein air
je me vois obligé de me charger d’office de la procédure
tout en restant perplexe devant l’énigme minable
de l’honnête homme qui ne rit jamais
et ne salue pas ses subordonnés:
il ne faut pas gaspiller l’autorité décrétée
qui fait d’un chef
le bras dur de la postérité
.
sa gueulle de crapaud est aussi raide que sa carcasse
mais il n’y peut rien le malheureux
c’est sûr et certain et abominable
sacré et damné par le vertige erascible du hasard
(la volonté massouvie des espaces sidéraux)
il a de longues pattes
fines
froides
moites comme des harengs saurs
Eddy van Vliet (1942-2002) was zelfs meermaals te gast op uitnodiging van Poetry International. In de jaren van de contestatie, met in Amsterdam de oprichting van Provo (1967) en ook in Vlaanderen acties en publicaties die tegen een burgerlijk establishment waren gericht, heeft de jonge Antwerpse advocaat na zijn debuut het lied van ik (1964) twee bundels uitgegeven: duel (1967), en drie jaar later de maatschappijkritische dichtbundel columbus tevergeefs (1970). Hij schreef nog vóór de totstandkoming van de Rotterdamse poëziemanifestatie en de gelijknamige organisatie (die is gegroeid uit de Rotterdamse Kunststichting), meer bepaald op 23 november 1968 in Amsterdam, de tekst die zeven jaar later in het gestencilde bundeltje is opgenomen. Over de opdracht kon geen misverstand bestaan. De titel is kortweg ‘BREYTEN BREYTENBACH’. Het is niet duidelijk welke de concrete aanleiding was voor het huldegedicht, wellicht een adhesiebetuiging voor de hardleers dissidente stem van de in Parijs gedomicilieerde Zuid-Afrikaanse schrijver en diens betrokkenheid bij de strijd tegen apartheid. De ik-figuur geeft uitdrukking aan woede en weerzin voor een politiek regime dat berustte op rassendiscriminatie, en hij hekelt de uitwassen van een perfide koloniaal systeem dat “drie eeuwen lang / aan de kaap der goede hoop” is in stand gehouden.
Plaats in het oeuvre
De tekstgenese is te situeren in een periode dat Van Vliet de gruwel van oorlog aanklaagt, meer bepaald de Vietnamoorlog. Daarover liet hij optekenen: ‘Na ’64 werd ik geraakt door het drama Vietnam. En door het misdadige imperialisme van de Verenigde Staten. Nu [1997] is mijn kijk op die oorlog wat genuanceerder, maar dat overweldigende gevoel van revolte heeft toen voor jaren mijn werk bepaald (geciteerd in Paul Demets 2007:827). In Verzamelde gedichten, destijds door Bezige Bij-redacteur Alfred Schaffer professioneel begeleid, is de tekst opgenomen in de rubriek ‘Verspreid gepubliceerde gedichten’. De bibliografische aantekening maakt gewag van publicaties van het Breytenbachgedicht in de tijdschriften Artisjok (2 (1969) 1, p. 14) respectievelijk Kentering (10 (1969) 5, p. 33). Wat evenwel onvermeld blijft, is de opname van Van Vliets tekst in aan breyten breytenbach. Een ongewijzigde versie, met uitzondering van de weglating van plaats en datum, is in de bundel van het Breytenbach-comité opgenomen.
.
BREYTEN BREYTENBACH
.
bij wijze van spreken
wordt de mahoniehouten tafel een kleurling
wanneer hij vingerwijs geraakt in de zach-
te poriën van het blad
ook zij
een bijna vergeten bloedvlek in
een oorlog die sinds lang
geen naam meer heeft
ook zij
laaft zich reeds drie eeuwen lang
aan de kaap der goede hoop
alleen maar omdat hij dit herhaalt
als was alles vanzelfsprekend
in die witte huizen
zelfs dat op een donkerder huidskleur
de doodstraf staat.
amsterdam 23 november 1968
Precies vijftien jaar na het overlijden van de schrijver is het tijd de bibliografische lacune in Eddy van Vliets VG weg te werken. Het Breytenbachgedicht is niet gebundeld door de schrijver maar dus wel drie keer ongewijzigd gepubliceerd. Tegelijk vestigt deze korte bespiegeling de aandacht op de actieve en betrokken deelname van Vlaamse schrijvers aan het protest tegen het onrecht dat Breyten Breytenbach en met hem zoveel anonieme personen in Zuid-Afrika te beurt viel.
Overigens hebben vóór de gevangenisperiode ook Fernand Auwera, met de bundel Geen daden maar woorden (1970), én Willem M. Roggeman veel betekend voor Breytenbach in het Vlaamse culturele en literaire landschap. Zij droegen met interviews bij aan de naamsbekendheid. In juni 1974 publiceerde Roggeman een uitvoerig interview in De Vlaamse Gids. Later zal hij geregeld nieuwe publicaties van Breytenbach recenseren in Vlaamse kranten. In het themanummer staan ook bijdragen van Breytenbach (poëzie en proza), Van Dis en Mooij. Dat is een ander verhaal dat belangstelling verdient.
Bronnen
Paul Demets, ‘Geheugen, zwijg. Over het verlangen en over de onafwendbare herinnering in de poëzie van Eddy van Vliet’. In Eddy van Vliet, Verzamelde gedichten. C. van der Vorst en Y. T’Sjoen (ed.). Amsterdam: De Bezige Bij 2007, p. 821-850.
Wilfred Jonckheere, Van Mafeking tot Robbeneiland. Zuid-Afrika in de Nederlandse literatuur 1896-1996. Nijmegen: Vantilt 1999.
Annemiek Recourt, ‘Niet te véél aksent op het ‘Zud-Afrikaanse’ als-je-blieft’. De materiële en symbolische productie van het oeuvre van Breyten Breytenbach in Nederland. Ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam 2008.
Met dank aan Laurens van Krevelen voor de kritische lectuur.
Baie dankie vir die herinnering aan die
Vlaamse en Nederlandse solidariteit en
ondersteuning vir Breyten Breytenbach
in die lang, pikdonker jare.
Beste Yves,
Vergun my om by die bogaande te voeg: dat ek bly is dat jy Eddy van Vliet aan die vervlieting ontruk het. Dankie – al maak dit ook seer.
Hy was ‘n besonderse mens. Een van die ewige jongelinge wat die gode vir hulself opsy sit om ryklik te bedeel met grasie wat hulle soos in ‘n dans met ons kom deel – en dan, net wanneer mens dink hulle sal vir ewig met ons wees, te herroep. (Remco Campert is ook so ‘n geseënde, ‘n medepligtige van Eddy, iemand wat ook bewegings en eggo’s onthou wat ons nooit vantevore gehoor het nie…)
Wat bly oor? Ons soek na die rimpelende afbeelding in die stroom. Dit was ‘n voorreg om mee te kon help om vir hom na Suid-Afrika te nooi vir ‘n digtersreis, destyds. Saam met Simon Vinkenoog en (juis) Remco Campert en Hans ten Berge en Hugo Claus en Veerle de Wit en Herman de Coninck… Daar was nie meer politieke langanas in die gevangenisse nie. Ons het gedog ons was vry. Die berge het blou teen die luglyn gebewe.
Die poësie is kortsigtig… Maar dis ook orraait.
Hulle sê hy was ‘n advokaat. Of ‘n busbestuurder. Of ‘n apteker. Of die seun van sy pa Dis dalk alles waar. En nee, dis ook nie waar nie.
Want jy was in die eerste en laaste instansie ‘n minnesanger, Eddy. ‘n Vriend en ‘n digter.
Dankie nogeens, Yves T’Sjoen. Dankie vir die lewende geheue aan gasvryheid en solidariteit in Vlaandere.
Breyten
EvV Okt 2002
dit was die verstandhouding
ons het dit selfs tong in die kies
skriftelik bevestig destyds
in verse wedersyds
soos wolke en weerkaatsings
dat ons nie oor mekaar sou skryf
van anderkant die stomp meslem
van die dood
geen kattebelletjies sou los
in die donker laai
van ‘n agtergelate lessenaar
geheue is ‘n sinnelose holte
herdenking beteken niks vir die dooie
ek het jou gedigte met verwondering gevolg
deur triestige strate
langs rivieroewers waar ‘n vroeë oggendwind
die vloed se gelaat baai en verrimpel
deur die hart se hof
van verwarde verhoudings
van ou-ou pyn soos ‘n geboortevlek
en altyd weer die nuwe maan van vreugde
die maan van vlees
die maan van bewussyn geglas
uit die ewigheid as dood
se geboorteplek
op soek na die liefde
se lippe en vingers en lies
was die hand ‘n soeker
deur sterre en planete
oor swelsels en in skeute
langs afbeeldings in ruite
oor mondings en in skuite
en die hand was ‘n ewige beweging
‘n opneem en afweeg van woorde
jy was die apteker van woorde
versigtig uitgemeet in kardoesies papier
om die smart van lewe te verdoof
op weg na die formule vir liefde
se roekelose verwoestende vlam
gister het ek jou geken
jy met die hoof gestut in die hand
van die jong melancholiese minnaar
die laatnagwind ‘n rimpeling in ligte hare
‘n navrante glimlag om jou liefdesbevlekte mond
en toe jou hand huiwer
was die wond in die holte ‘n kosbare woord
‘n albaster soos ‘n gestolde sillabe
op papier het heen en maansteen en reën
geryp tot rym in ween
gister was jou hand agterlosig
gister het jou hand die heupbewegings
van die maan omvou
gister het jy jou hand teen die hemel gelig
gister het ‘n maan in jou kop kom kanker
die maan van harsings en skaduwees
die donker strepe op en af
van stigmata
oor die ewigheid van skemer papier
en nou is die wolke
verfrommelde vlae en biljette en baniere
en nou dwarrel jou asse
‘n skemer sneeu
deur bemindes in hoede en jasse
gestrooi in die digtersdorp
van jou koue Vlaandere
soos herfswoorde bloei in die doolhof
van verstrengelde verhoudings
tussen sterwendes en engele
en hiermee liewe verbrande vriend
moet ek jou verraai
moet ek die mes soos ‘n maan
laat glinster in die môre
om die as op papier te omtower
in stiltes se silwer handvriende
want ek hoor reeds die haan se derde gekraai
skeur oor die rivier