Ik kan niet één aanvaardbare reden bedenken
waarom ik deze versierde beker zou weigeren.
Deze drank smaakt trouwens als een bezwering
en het was een wijs besluit, want genomen door
de wijzen van de stad, zo genadig in hun verraad.
Misschien was ik wel het bedreigende onkruid.
In een wit kleed gehuld werd ik schor en zwart.
De vaders lezen sterrenbeelden en zien hun zonen
met redeneringen spelen en denken. Zij betreuren
dit als een gehavende tijd waarin de twijfel groeit.
Ik weet dat ik heel zacht zingend zal wegglijden
in een eindeloze slaap die mij uiteindelijk iets zal
leren, het kinderlijke woord dat niemand kent.
Hun verbeelding schiet tekort. Nooit zullen zij
mijn schaduw ontwaren in deze denkbeeldige tuin.
© Willem M. Roggeman, 2021
Virus-inspuiting, die “versierde beker”?
Doe het toch maar liever niet, mijn heer,
niet zo meteen, niet zo subiet. Zo zwart en eindig.
Hoe moeten wij dan zonder U noch verder leven?
Wie weet wat er noch komen mocht:
wat voor vlinderlichte verzen zichzelf noch schrijven
bij het avondlicht?