© Breyten Breytenbach
“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – du Perron
Versindaba publiceert onregelmatig het ‘Cahier van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt bij Naledi, is een neerslag van leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Zuid-Afrikaanse letteren.
#22 Talen in gesprek
Erwin Mortier en Fanie Olivier
Glorie en heerlijkheid is de eerste verhalenbundel van de Vlaamse schrijver Erwin Mortier. Op het achterplat van het boek is te lezen dat de schrijver betracht meer “onversneden vertelplezier” in de Nederlandstalige literatuur te brengen. De bundel verzamelt negentien verhalen waarin de auteur op zijn bekende geraffineerde manier, geestig en met stilistische brille, onvergetelijke figuren boetseert en intrigerende intriges neerzet. Personages zoals de merkwaardige klavierlerares mevrouw Cispà, de engelenmaakster Madeleine, een melancholische klokkenmaker, of de pygmee in het titelverhaal als de eerste zwarte paus. De meeslepende vertelstijl dompelt de lezer in een merkwaardige fantasiewereld van onaangepaste alleenlopers en bizarre buitenstaanders. Het taalvernuft van Mortier en het schrijfplezier zijn garantie voor urenlang leesgenot.
In 2023 ontving Fanie Olivier de hoog aangeschreven Vertaalprijs van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns. Hij vertaalde Godenslaap (verschenen als Wanneer Gode slaap) en momenteel werkt hij aan een vertaling van De onbevlekte. Verder is hij de vertaler van Jef Geeraerts, Ilja Leonard Pfeijffer en Kris van Steenberge in Afrikaans. Nadat ik Marcel en De onbevlekte, een korte roman of een novelle die voortbouwt op het debuut, voor vertaling mocht aanbevelen, doe ik het voorstel in Afrikaans een selectie uit Glorie en heerlijkheid uit te geven. De Zuid-Afrikaanse lezer die destijds de Eerste Wereldoorlog-roman Godenslaap heeft genoten en in de ban is geraakt van Mortiers stilistische rijkdom moet zeker en vast kennis nemen van de verhalen – sommige kort, andere meer van het gehalte van een novelle. Op mijn vraag over de uitgesproken voorkeur van Fanie Olivier voor het verhalend proza van Erwin Mortier stelde hij in onze tweespraak: “Watter tema’s word uiteindelik nié deur ’n skrywer van Mortier se kaliber aangespreek nie? Sommige mag skerper voorop kom staan in een roman, maar voorlopig is die grootste gemene deler tussen die oorrompelende kennismaking met Marcel, die vertaalde Godenslaap en die verkende De onbevlekte is hoe die verskrikking van oorlog inwerk op weerlose mense binne ’n gesinsverband. En hoe verskillend en uiteenlopend daardie uitwerking kan wees. Oor skryfstyl? Lees [en luister!] hoe begin elkeen van hierdie drie romans. En moet dan nie aanvoer dat dit ’n mens nie aangryp nie”. De schrijver heeft het zoals gezegd over meer vertelplezier in de literatuur. Dat ook de lezer in de ban komt van en gefascineerd raakt door de soms hallucinante taferelen en vreemde omgevingen en handelingen van personages, kan worden gelezen in de bijzonder gunstige recensies in Nederlandse en Vlaamse media.
Mijn suggestie voor de Zuid-Afrikaanse uitgever van Mortier, met name Nicol Stassen van Protea Boekhuis, is na de uitgave van de vertaling van De onbevlekte een keuze te overwegen uit Glorie en heerlijkheid, een bundel met veel méér dan stijloefeningen van een onversneden meester-verteller. Mortier is een van de meest verfijnde stilisten in de Nederlandse letteren. Mijn suggestie is de vertaling te laten ondernemen door een van de meest begenadigde vertalers in Afrikaans. Daarenboven is Olivier goed vertrouwd met de taal van Mortier. Die taal is heel bijzonder en bevat soms uitdrukkingen en woorden die niet (meer) zo courant zijn maar aanzienlijk bijdragen tot sfeerschepping en couleur locale. Benieuwd hoe een vertaler hiermee aan de slag gaat.
https://voertaal.nu/tweespraak-met-fanie-olivier…/
*
Menigte van talen
Met woorde soos met kerse (2002), verwijzend naar een versregel van Adam Small, is een bundel met Antjie Krogs vertalingen van gedichten uit negen inheemse talen in Zuid-Afrika en teksten uit de uitgestorven /Xam- en Boesmans-taal. In het recent verschenen nummer van Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur, ‘Afrikaans in transformatie’, schrijft medesamensteller Ingrid Glorie over Krog als vertaler. Dat aspect van de literaire persoonlijkheid kreeg op heden relatief weinig aandacht. Voor de bundel maakte Antjie Krog de tekstselectie en werkte samen met sprekers van de verschillende talen. Op het Suidoosterfees (theater Artscape, Kaapstad) is in mei 2023 een theateropvoering van Met woorde soos met kerse geregisseerd door Frieda van den Heever (‘Met woorde soos kerse’). Glorie ging voor Armada in gesprek met de regisseur en twee vertalers (respectievelijk uit Xhosa en Zuid-Sotho). Het plan is, zo verneem ik uit het vraaggesprek met Van den Heever, Met woorde soos met kerse ook op te voeren in de Lage Landen. Kennis van literaire tradities, en bijgevolg vertaling, bevordert verdraagzaamheid en samenhorigheid tussen culturele en taalgemeenschappen. Dit is het meertalige en inclusieve beeld van Zuid-Afrika dat aan de Universiteit Gent met de Leerstoel Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij wordt nagestreefd en in een tweede termijn 2024-2029 zelfs méér aandacht zal krijgen. Mijn idee is: laten we op de suggestie van Van den Heever ingaan en de teksten in diverse Afrikatalen – in Afrikaanse en/of Engelse vertaling – ook in Europa weerklank geven. Een vraaggesprek ter gelegenheid van het Festival voor het Afrikaans (Den Haag, 24-26 november 2023) gaat over de betekenis van vertaling en de brugfunctie van Afrikaans tussen culturen. De opname kan hier worden bekeken: https://voertaal.nu/afrikaans-vervult-unieke-rol-als-brug-tussen-culturen/ (met dank aan Ingrid Glorie).
*
Niet alleen vertaling draagt bij tot interlinguïstische dialoog en trans-talige gesprekken. Naast de productiereceptie van anderstalige teksten zijn er de literaire correspondenties. Productiereceptie is een creatieve manier van lezen die niet gericht is op de formulering van kritische oordelen of dus beschouwende receptieteksten. De vertaler doet doorgaans veel meer dan een brontekst in letterlijke zin omzetten naar een doeltaaltekst. Naast het louter instrumentele vertaalproces – waarvoor computerprogramma’s en bijvoorbeeld Google Translate almaar betere (maar lang niet altijd bevredigende) tools bieden – is er de creatieve en interpreterende rol van de vertaler als bemiddelaar tussen taal- en cultuurgemeenschappen. Niet alleen de tekst wordt vertaald, maar natuurlijk ook het culturele script of het referentiekader en dus allerlei verwijzingen en cultuur-gerelateerde markeringen die deel uitmaken van het literaire discours. Daarnaast zijn er zoals vermeld de literaire correspondenties. De term verwijst naar het boek Correspondenties. Gedichten lezen met gedichten (2006) van Odile Heynders. Ik gebruik het begrip “corresponderend lezen” hier in veel smallere zin (zie verder). Heynders heeft het bijvoorbeeld over keuzes maken uit andermans poëzie (“bloemlezen”). Of in het hoofdstuk over vrouwelijke dichters (Emily Dickinson, Eva Gerlach, Sylvia Plath en Anneke Brassinga) omschrijft zij corresponderend lezen als volgt: “Lezen als corresponderend lezen vereist een sturende inzet van de lezer. Hij legt verbindingen tussen het ene dichterschap en het andere. Soms liggen interacties voor de hand, maar ze kunnen ook toevalliger, willekeuriger of associatiever tot stand komen op basis van een miniem overeenkomstig motief of zeggingswijze.” (blz. 177) Het gaat dus strikt genomen over het tot stand brengen van associaties of verbintenissen tussen teksten.
Ikzelf hanteert de leesmethode enigszins anders. Teksten corresponderen met andere teksten. De brontekst draagt bij tot een ander oeuvre, zelfs tot het literaire gesprek in een ander taalgebied. Niet de sturende rol van de lezer staat voorop, maar die van de auteur en van de tekst. Bij Heynders gaat het over de lectuur van teksten die altijd in een context van teksten gebeurt. Zo leest zij onder meer Guido Gezelles natuurlyriek aan de hand van Gerard Manley Hopkins en Rainer Maria Rilke. Zij stelt: “Wat gebeurt er met dit en andere gedichten van Gezelle als we ze lezen in het spoor van andere dichters? Hoe kunnen we deze negentiende-eeuwse twijfelaar, die eigenlijk niet veel zin lijkt te hebben in zijn barmhartige taak, beter leren begrijpen? Ik zet twee correspondenties uit. De eerste corresponderende lezing betreft Gezelle en de Engelse, eveneens zeer gelovige, dichter Gerard Manley Hopkins. Beide dichters waren tijdgenoten. De tweede corresponderende lectuur bindt het werk van Gezelle aan dat van Rainer Maria Rilke. Aanknopingspunt is hier een detail, namelijk het boom-motief in enkele gedichten. In beide corresponderende lezingen gaat het erom greep te krijgen op de bijzondere existentiële thematiek (van twijfel en verlorenheid) van Gezelles poëzie.” (blz. 25)
Een recent voorbeeld van corresponderend schrijven is Daniel Hugo’s vertaling van vooralsnog ongepubliceerde vogelgedichten van Benno Barnard (https://voertaal.nu/vogelgedichten-voelgedigte-deur-benno-barnard-vertaal-deur-daniel-hugo/) en de reactie hierop in de vorm van het gedicht ‘Birdsmoke’ door Breyten Breytenbach (https://www.litnet.co.za/birdsmoke/). Teksten in een taalgebied kunnen, al dan niet bemiddeld door vertaling – een esthetische respons (of een esthetisch artefact) bewerkstelligen in een ander literair systeem. Dergelijke intratalige, intertekstuele of trans-talige literaire gesprekken kunnen evenzeer onder de noemer van “correspondenties” worden gecatalogeerd. Het gaat dan niet over specifieke intertekstuele relaties – in de breedste zin: verwijzingen naar andere bronnen, in welke vorm dan ook, in een particuliere tekst – maar in de vergelijkende letterkunde over de wijze waarop een literaire productie tot stand komt in een ontvangend taalgebied – waar de brontaaltekst is gelezen – naar aanleiding van, geïnspireerd door of als weerwoord op een tekst uit een ander literair systeem. Wat mij met name interesseert: hoe resoneert Nederlandstalige poëzie, al dan niet vertaald, in het Afrikaans? Of beter gezegd: hoe worden Afrikaanse gedichten geschreven in correspondentie met gedichten in het Nederlands?
In het geval van de vogelgedichten van Benno Barnard kan de vraag worden gesteld of behalve de thematiek (het vogelmotief) de weergave in Afrikaans de trigger was voor een literair weerwoord door een Afrikaanstalig auteur. Mijn vermoeden is dat dit geenszins het geval is. In een persoonlijk gesprek hierover drukte Breytenbach zijn bewondering uit voor de eruditie en de stijl van Benno Barnards werk, maar het vogelmotief, zo prominent in de beeldentaal van ‘Woordvoël’ Breytenbach, zal beslist de trigger zijn geweest. Vooral ook omdat Breytenbach probleemloos Nederlands leest en schrijft en niet de bemiddeling van een vertaler nodig heeft – zeker niet in het geval van een letterlijke omzetting – teneinde zich toegang te verschaffen tot de brontekst. Het zal een onderzoek op zich vergen dergelijke taal- en cultuur-overschrijdende literaire producties – correspondenties – te verkennen. Tussen Afrikaans en Nederlands: enigszins verwante talen (met een paar eeuwen geleden een gedeelde taalgeschiedenis) maar allebei natuurlijk op zichzelf staande talen. Er zijn in de Afrikaanse literatuur méér dergelijke literaire tweespraken of dialogen: gedichten geschreven naar aanleiding van een Nederlandstalig gedicht. Het zal interessant zijn te zien hoe gedichten aanleiding geven tot een creatief weerwoord in een ander taalsysteem. Er valt een hele bloemlezing samen te stellen. Het gaat niet over citaten, parafraseringen of thematische of woordelijke verwijzingen, maar over de totstandkoming van een gedicht in gesprek (vandaar: correspondenties) met een gedicht in een andere taal. Het leesproces kan deel zijn van een literair productieproces. Tekstgeschiedenissen stoppen niet bij de finale versie van de tekst in een boekuitgave of op een internetsite. De lezer, dus ook de schrijver – in dit geval de auteur die deel uitmaakt van een andere literaire cultuur, voegt creatief nawoorden of tegenwoorden toe (in de vorm van een gedicht) aan de oorspronkelijke tekst. Odile Heynders toonde aan dat de lectuur van gedichten aan de hand van correspondenties in de lyriek van bijvoorbeeld andere talen zinvol kan zijn voor een beter begrip. Corresponderend lezen is dan een associatieve manier van lezen. Het gaat dan over onder meer soortgelijke motieven of soortgelijke stijlkenmerken. Hier beklemtoon ik de rol van de schrijver en van de tekst. Mijn voorstel is de resultaten van literaire schrijfprocessen te onderzoeken die in gesprek treden met of dus in een corresponderende relatie staan met gedichten uit andere taal- en cultuurgebieden. Op de brug tussen Afrikaans en Nederlands is ook die literaire uitwisseling een interessant verkenningsgebied. We kennen allemaal wel lukraak dergelijke liaisons tussen gedichten van beide taalsystemen. Een systematische studie kan meer inzicht brengen in het inter- of transtalig referentiekader waarvan schrijvers zich bedienen.