TEKSTVERKLARING Deze dichter beschouwt de woorden als zijn personeel. Zij moeten vooral zijn vitale taaleigen uitbeelden als een kamer vol opgesloten eeuwigheid. Daarbuiten valt er maar bitter weinig te vermelden. Alles werd immers al uitgelegd in een verhelderende stilte. Elke ruimte wordt ondoordringbaar. En de dag eindigt weer stuiptrekkend. De wind neuzelt nog in…