Verzoek om beweging
In de krant stond twee maanden geleden een klein artikeltje van één kolom, dat ondanks die geringe afmeting nogal in het oog sprong. Erboven stond namelijk één van de mooiste koppen in de geschiedenis van het Kleine Nieuws: ‘Naakte man stapt in politieauto voor lift naar paradijs’.
Nu moet ik wel even vertellen dat ik behoor tot het chaotische type, als het om kranten lezen gaat – ik blader wat, pluk hier en daar schaamteloos een alinea uit een zorgvuldig opgebouwd artikel en laat me bij een belangrijk interview afleiden door de foto die ernaast staat (‘is dat nou een draakje, dat embleem op zijn poloshirt?’) Tenslotte verdwijn ik in nogal eens in de contactadvertenties. (Daar zoek ik al jaren naar een leuke man voor mijn moeder, die helemaal geen man wil, geloof ik, laat staan een leuke.) Zo kwam het dat ik, nog voor ik aan het genoemde bericht kon beginnen, een blik wierp op de pagina ernaast. Daar stond een beschouwing over wielrenners, waar ik doorgaans weinig interesse in heb, maar waar ik onwillekeurig een halve zin uit mee pikte: ‘….pas als alles in beweging komt’. Zoiets onthoud ik dan nog even, terwijl mijn blik al weer verspringt.
‘Naakte man stapt in politieauto voor lift naar paradijs’. In het krantenbericht staat dat de politie in het holst van de nacht een melding binnenkreeg over ‘een naaktloper op de Duindoornstraat in Nijmegen’. Een melding, denk ik, ja natuurlijk. Maar van wie? Van een vrouw die wacht op het geluid van een brommer, een sleutel in het slot, de stem van haar zoon. Ze hoort iemand zingen, ze schuift het gordijn opzij en ziet een poedelnaakte man. (Er stond weliswaar niet dat de naaktloper zong, maar in krantenberichten worden wel vaker cruciale zaken weggelaten en ik kan me zo indenken dat een naakte man reden heeft om te zingen.) Het kan ook zijn, dacht ik, dat de melding kwam van een weduwnaar met een hondje. Zo’n wat oudere heer die een laatste blokje om is geweest en dan, voor het slapengaan, op de stoel voor het raam nog een borrel drinkt. Het is gemakkelijk in te denken dat hij naar buiten kijkt en een blote, door maanlicht beschenen man ziet lopen. (Ik moet denken aan de eerste keer dat ik een kangaroe zag. Ik kampeerde in een van de National Parks van New South Wales. Het was ochtend, nog donker en nevelig. Die kangaroe stak met uiterst trage bewegingen een grasveld over, zo geruisloos dat het leek of hij zweefde. Zo’n magische verschijning zou ook de naaktloper kunnen zijn geweest.)
De patrouillewagen trof de man aan op de Muntweg. Ik citeer: ‘Zodra de wagen stopte, opende de naakte man het achterportier, stapte in en deed de gordel om. In een mengeling van Duits en Engels vroeg hij de agenten om hem naar het paradijs te brengen.’ Mijn hemel, denk ik, een gedicht zonder dichter – en het is al gepubliceerd, niet meer in te pikken, nooit meer toe te eigenen. Ik verlang te weten wat er gebeurde, vóór het bericht ontstond, vóór die politieagenten opdoken, vóór de beweging van de naaktloper de aandacht trok.
Dat is, buiten al het andere, iets dat poëzie in mijn hoofd blijkbaar doet, en wel op de meest aangename manier: het beperkt mijn zicht. Tijdens het lezen van een gedicht bekruipt me soms het gevoel door een piepklein raam naar een heel wijds landschap te moeten kijken. Ik zie een fragment, ingekaderd, afgemeten – maar ik wéét dat er meer is. Dus moet ik zelf aan de slag, desnoods de muur om het raam heen beschilderen, lijnen aanvullen, beelden tevoorschijn halen.
Zo werkt het bij het lezen over de man die naar het paradijs wilde. Ik denk aan de mogelijke melders, aan de oudere heer voor het raam, aan de moeder die op haar zoon wacht. Ik denk aan de agenten, aan de manier waarop ze de melding doorkregen (lacherig, streng, zakelijk?) Ik denk aan de naaktloper zelf, aan zijn leven vóór hij zijn kleren uittrok en door de Duindoornstraat in Nijmegen begon te lopen- aan hem denk ik nog het meest. De zin uit het naastgelegen wielrennersartikel mag dus ook nog even meedoen: pas als alles in beweging komt. En dan weet ik ineens wat de naaktloper moet hebben gedacht (en wie weet zelfs gezongen) vóór alles in beweging kwam. Wat hij moet hebben gedacht vóór het in hem opkwam om een lift te vragen. Dat was dit gedicht van Joost Baars namelijk, dat in april verscheen in poëzietijdschrift Het Liegend Konijn – en dat op de een of andere manier zoveel lijkt te verklaren.
Stilstand
alles gaat altijd vooruit zo is het nu
eenmaal denk je dat er iets valt
te kiezen voor wind
geldt wat opgaat
voor water voor auto’s voor dagen
voor taal en als je probeert
dit te zeggen zeg je
dit en je kijkt naar de straat
dit en je kijkt naar de mensen
en de mensen lopen voorbij
zelfs al lig je met pijn in de borst
langs de kant van de stoep dan
is alles wat je kan redden
kijken –
dit en je kijkt naar de straat
dit en je kijkt naar de mensen
en de mensen lopen voorbij
alles onder hun armen altijd
altijd vooruit.
P.S.
De agenten bij wie de naaktloper in de auto stapte, vonden het, zo vermeldt het bericht tot slot ‘verstandiger hem eerst mee te nemen naar het politiebureau.’ Ik moest die zin wel drie keer lezen – maar het stond er echt. Eerst. Ik weet niet precies hoe een en ander is afgelopen en of de man ooit op zijn bestemming aankwam – maar zo’n woord stemt me hoopvol.
Ester Naomi Perquin
Afbeelding: Het paradijs, Roelant Savery, 1626, Gemäldegalerie der Staatlichen Museen, Berlijn
En dan maar hopen dat het boek beter was.
het is nu alleen nog wachten op de film ‘Being Ester Naomi Perquin’.
verhalen
was inderdaad een leuk verhaal en gedicht,hou me verder op de hoogte van je verhaken is interesant,
groet:
luite