(…e-posverbinding tussen Nederland en êrens in Azië…)
Carina van der Walt in gesprek met die Vlaamse stadsdigter van Antwerpen, Joke van Leeuwen,
wat ook by Woordfees 2011 gaan optree

CvdW: U was al eerder in Zuid-Afrika – in de noorden, toch? Welke impressies kunt u zich nog herinneren?
JvL: Ja, in Bloemfontein en Pretoria. Een vrolijk feest waar ook literatuur aanwezig was (en veel vrijwilligers) en een paar optredens voor studenten. Dat was allemaal heel positief. Het viel me toen op dat er op het feest weinig zwarten waren en bij een prachtig concert van Miriam Makeba weinig witten. Het zal ook lang duren om zo’n geschiedenis te overkomen. MAAR persoonlijk gesproken heb ik genoten van de mensen, de steden, de natuur.

CvdW: Het stadsdichterschap in Nederland en België heeft eigenlijk nog maar een korte geschiedenis. De “poet laureate” in Engeland bestaat al langer. Welk doel wordt daar volgens u mee gediend? Kunt u uw antwoord een beetje toelichten?
JvL: Opzet en doel kan per stad verschillen. Ik spreek dus maar alleen over Antwerpen. Ik denk dat Antwerpen ook vrij uniek is wat betreft de openheid en mogelijkheden voor het stadsdichterschap. Het is mogelijk veel (vaak tijdelijks) te realiseren, zodat de gedichten de stad zelf als drager kunnen hebben. Zo heb ik samen met ontwerper Bob Takes en anderen bijv. een tijdelijk gedicht van meer dan een kilometer gerealiseerd voor in de voetgangerstunnel die onder de rivier de Schelde de binnenstad verbindt met een flatgebouwenwijk aan de andere oever, en hebben we voor de inwoners van een relatief arme industriewijk heel groot op een silowand twee regels over hen laten aanbrengen. Iedere (voor twee jaar aangestelde) stadsdichter mag zijn/haar eigen invulling geven, het is niet verplicht om over bepaalde evenementen of zo te schrijven. Wel leeft het stadsdichterschap in Antwerpen zo sterk dat veel groeperingen verzoeken indienen. Zo zijn er bijv. gedichten ontstaan over de oppositie in de stad tegen een nieuwe verkeersbrug, over kindermishandeling (dit is een permanent monument geworden), over en vanuit asielzoekers zonder papieren, maar ook over een olifantje in de dierentuin, de dood van een geliefde zanger en de haven. De stadsdichter kan zaken die leven in de stad op een andere manier verwoorden dan via een artikel of een pamflet en geeft daarmee een stem aan de inwoners (ik sprak altijd eerst met de mensen over wie het gedicht moest gaan). Ook ben je een soort ‘vrije ambassadeur’ in de stad: ik bezocht bijv. buurtfeesten, avonden waarop havenarbeiders hun eigen poëzie over hun leven brachten, plekken waar ‘hangjongeren’ kwamen, bewoners van zogeheten (ik houd niet van de term) achterstandswijken enz.

CvdW: Bestaat er een verband tussen nar, troubadour en stadsdichter volgens uw taakopvatting?
JvL: Dat is vooral de opvatting van mijn opvolger, troubadour Peter Holvoet-Hanssen. Wel vond ik het belangrijk dat ik veel podiumervaring heb en dus ook plezier in het optreden, waarbij ik graag in zingen uitbarstte of de mensen een lach of glimlach gaf. Tot nu toe zijn alle Antwerpse stadsdichters mensen geweest met podiumervaring.

‘n Skets van troebadoers wat buite die middeleeuse stadsmure optree.
CvdW: Als dertienjarig meisje verhuisde u samen met uw ouders van Nederland naar de Belgische stad Brussel. Voor Zuid-Afrikaanse begrippen is het geografisch niet eens zo ver uit elkaar. Taalverschillen tussen Amsterdam en Brussel zijn onbegrijpelijk. Kunt u iets vertellen van uw eigen taalverwarring in deze tijd?
JvL: Ik kwam toen uit een dorp (woonde ook van mijn tweede tot achtste in Amsterdam). Brussel is een tweetalige stad, maar de Franstaligen overheersten nog meer dan nu (ook politiek, en Vlaanderen had zijn sterke economische en culturele opleving toen nog niet gehad). Veel leraren waren in het Frans opgevoed. In die tijd namen ze het Hollandse Nederlands als maatstaf en vroegen ze soms aan mij of ze iets goed zeiden, wat ik als verlegen grietje nogal genant vond, vooral ook omdat ik wist dat ze de Hollanders betweters noemden. Behalve het probleem dat mijn klasgenoten volledig drietalig waren (Nederlands, Frans en het dialect van hun grootouders) en ik nog nauwelijks Frans sprak, waren er ook verwarringen door ander woordgebruik. Zo gebruikt men in Nederland het woord lopen voor het gebruikelijke rustige voortbewegen, terwijl men het daar gebruikte voor rennen, hollen. Dus toen in de school werd geroepen ‘Ge moogt gaan, maar ge moogt niet lopen, dacht ik: wat moet ik dan, springen of kruipen?;-). Ook gebruikt men er bijv. het woord merkwaardig in de positieve zin van opmerkelijk, bijzonder, terwijl dat woord in Holland klinkt als vreemd, raar. Dus toen een Vlaming een Nederlander wilde complimenteren door hem een merkwaardig schrijver te noemen, was hij ervan in de war, want wat was er zo vreemd aan hem? Inmiddels zijn de Vlamingen zoveel zelfverzekerder geworden dat ze Nederland veel minder als maatstaf nemen, terwijl de Nederlanders in een verwarrende tijd zijn terechtgekomen en veel meer dan vroeger kijken hoe Vlamingen een en ander aanpakken.

CvdW: Welke grote cultuurverschillen kunt u zich nog herinneren tussen bijv. Amsterdam en Brussel?
JvL: De Vlamingen in Brussel waren toen nog een ondergeschoven groep. Weinig Franstaligen deden moeite om Nederlands te begrijpen. Bij vriendinnetjes zagen we thuis veel minder boeken dan we gewend waren, en ze dronken tussen de middag bier. Eten in een restaurant of naar het café gaan was veel gewoner, de school was veel gedisciplineerder, de leerlingen konden minder eigen initiatieven nemen, bijv. voor een schoolkrant. De stad was veel groter en er waren bedelaars, dat kende ik niet. Protestanten zoals wij waren een kleine minderheid, klasgenoten vroegen of wij ook christelijk waren. En ons noordelijke accent (minder zangerig, een hardere g) viel ook meteen op. Nu ben ik blij in twee culturen te zijn opgegroeid, een meer zuidelijke en een meer noordelijke.

‘n Alombekende straatbeeld in Brussel wat miljoene toeriste jaarliks trek: Mannekin Pis.
CvdW: Hoe lang woonde u in Antwerpen toen u als stadsdichter verkozen werd? Wat is het groot verschil tussen Brussel en Antwerpen, ook als het gaat om de gesproken taal op straat?
JvL: Ik studeerde eerst drie jaar in Antwerpen en kwam er daarna in 2002 weer terug. Brussel is groter en internationaler, al telt Antwerpen ook veel nationaliteiten. Maar Antwerpen is officieel eentalig – Nederlandstalig. Als stadsdichter heb ik ook ondervonden dat de lijnen naar het stadsbestuur kort zijn. Brussel is veel ingewikkelder: het zijn eigenlijk 19 aan elkaar geplakte gemeenten met elk een burgemeester etc. Nu er zoveel politieke problemen zijn om een federale regering te vormen, maak ik me wel zorgen over de houding van veel Vlamingen t.o.v. Brussel. De stad heeft geld nodig om de serieuze problemen in bepaalde delen aan te pakken, veel Vlamingen die in Vlaanderen wonen werken wel in Brussel, ik beschouw de stad als onze hoofdstad, en splitsing zou denk ik ook het in de steek laten van de Brusselse Vlamingen betekenen. En België is al zo’n klein (en fijn) landje, moet het nog kleiner? Vlamingen, Brusselaars en (de Franstalige) Walen lijken meer op elkaar dan ze zelf beseffen.
CvdW: Welke gedicht was voor u een persoonlijke hoogtepunt gedurende de twee jaar van uw stadsdichterschap? Waarom?
JvL: Het tunnelgedicht (het was een vrij gedicht over beide kanten van het water, de mensen lazen het hardop als ze door de tunnel liepen), het eerste digitale gedicht, omdat het een vernieuwende vorm had en op allerlei plaatsen tegelijk kon worden geprojecteerd en het gedicht voor bovengenoemde industriewijk, omdat de inhuldiging een fraai buurtfeestje werd, waarvoor werknemers van het bedrijf met de silo spontaan een enorme hoeveelheid lekker eten maakten.
Die tonnelgedig onder deur die Schelde wat begin met Ha ga hier… en dan volg ses maal op verskeie plekke in die tonnel die aanspreekvorme: …u jij golle jullie gij …