Maandag
De kast opendoen en niet meer weten wat ik wilde pakken. Was ik daarnet verstrooid, of ben ik het nu? Een motoragent rijdt met zijn sirene aan tegen het verkeer in door de straat. De overbuurman loopt zijn tuinpad af om te zien wat er aan de hand is. Zijn krullen gaan op en neer in de wind. Aan zijn gezicht te zien ziet hij niets. Op de hoek van het aanrecht je broodtrommel. Je bent hem vergeten mee te nemen. Ik denk aan hoe je in de trein zit en naar de weilanden kijkt. In het kastje in de gang ligt nog een koekoeksklok, een erfenis. Je ontbijtbord glimt in het bleke ochtendlicht. Ik laat het zo staan. You and me, that is an awful lie, zingt Bright Eyes op de nieuwe cd. It’s I and I. Ik ga op de bank zitten, leg mijn hoofd in mijn handen.
Hoe smaakt de slaap?
Als het binnenste van de zee
en koele lucht,
het tegendeel van hunkeren
en snakken naar je komst.
– Chr. J. van Geel, uit: ‘Het Zinrijk’
De zaterdagkrant ligt op de grond. De kat wordt wakker. Het is het moment vlak voordat de telefoon overgaat. Ik doe de deur op slot. Ik sluit de gordijnen.
(Edwin Fagel)
Dis ‘n nostalgiese beskrywing van enkele momente Edwin, maar nou wil ek weet hoe was Dinsdag & Woensdag & Donderdag, ens. 🙂