Oef … Het zit er op. Na maandenlange voorbereidingen, veel telefoons en e-mails heen en weer, een steeds verder uitdeinend programma en een stijgende media- en dichterskoorts was het op 2 april eindelijk zo ver: de Vijfde Nacht van de Poëzie opende de deuren in Kunstencentrum Vooruit om 20u00 en sloot ze bijna 10 uur later. De curator van deze Vijfde Nacht was Michael Vandebril. Deze editie vond plaats in een organisatie van Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Knack en Poëziecentrum. In totaal traden tijdens de Nacht 175 artiesten voor het voetlicht. Muzikanten en ander ongeregeld, maar toch en vooral, de dichters! Maar liefst 50 dichters maakten hun opwachting… of toch zo ongeveer. Peter Holvoet-Hanssen moest door hartklachten verstek laten gaan. Evenals Remco Campert wiens fysieke constitutie hem uiteindelijk niet toeliet erbij te zijn. Leonard Nolens had de geest iets te vroeg uit de fles gelaten en moest ook verstek laten gaan.
Jammer van de afwezigen, maar de dichters die er wèl waren hebben het beste van zichzelf gegeven. De avond werd geopend door een van de oudste nog actief schrijvende dichters uit Vlaanderen, Adriaan de Roover (88 jaar). In de uren daarna volgde een pleiade van uiteenlopende stijlen en genres. Sommigen gaven een welhaast duivelse performance (vb. Johan Joos en ACG Vianen), anderen zoals Dirk van Bastelaere en Lies van Gasse zochten het in de cross-over tussen taal en beeld. Anderen waren hun – grote – zelf zoals Jules Deelder, Ramsey Nasr en Stefan Hertmans. Voor wie er niet bij was, kan via deze link een videomontage bekijken die gemaakt werd door Jess De Gruyter, dichter en cineast:
Londen, Amsterdam, Brussel
De Vijfde Nacht van de Poëzie is natuurlijk niet zomaar uit de lucht komen vallen. Alleen al het rangtelwoord, wijst erop dat er al vier edities de revue gepasseerd zijn. De eerste Nacht werd georganiseerd in 1973, de tweede in 1975, de derde in 1980 en de vierde in 1984. Wie het wezen van de Nacht wil doorgronden moet echter nog veel verder terug. Naar Brussel en Amsterdam in 1966, maar eigenlijk nog naar een jaar vroeger, 1965. Toen vond in Londen het massa-poëzie-evenement de International Poetry Incarnation plaats. Op het podium stonden toen grootheden als Allen Ginsberg, William S. Burroughs en Michael Horovitz (die er op de Vijfde Nacht ook bij was!) en ook … Simon Vinkenoog. De manifestatie werd bijgewoond door duizenden mensen en de regisseur Peter Whitehead maakte er de documentaire Wholly Communion over. Op de website van het Poëziecentrum werden een aantal fragmenten van dit legendarische gebeuren samengebracht. Helemaal in het begin van de documentaire zie je Simon Vinkenoog op het podium.
Vinkenoog was helemaal ondersteboven van van deze happening en wilde iets gelijksaardigs organiseren in Amsterdam. Hij verzamelde vijfentwintig dichters, waaronder de Vlamingen Gust Gils en Hugues C. Pernath en liet ze op 28 februari 1966 los op het talrijk opgekomen publiek in concertzaal Carré in Amsterdam. Een paar maand later deed hij dat huzarenstukje nog eens over in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel tijdens Poëzie in het Paleis (28 september 1966).
Onder de duizenden aanwezigen in Brussel was de toen eenendertig jarige Guido Lauwaert. Vol branie en overmoed en met een groot hart voor de poëzie. En het was ongetwijfeld die jeugdige overmoed en zijn zin voor georganiseerde chaos die hem ertoe bracht om op 17 februari 1973 zijn eerste Nacht van de Poëzie te organiseren in Vorst-Nationaal (Brussel). Duizenden bezoeker kwamen af op het beloofde spektakel, schandalen tierden welig en temidden van al die chaos lieten tientallen dichters hun stem horen “van acht uur ‘s avonds jusqu’à l’aube”. Een mythe was geboren.
17 februari 1973: Eerste Nacht van de Poëzie
De eerste Nacht van de Poëzie kreeg nog voor de aanvang een cult-status. Het evenement zou plaats vinden in Vorst-Nationaal, een grote concertzaal met een capaciteit van zevenduizend plaatsen waar gewoonlijk grote popconcerten en bokswedstrijden georganiseerd werden.
In de jaren zeventig woedde de taalstrijd tussen Vlamingen en Franstaligen in Brussel volop. Het is die communautaire twist die de eerst Nacht mee aan zijn legendarisch karakter zou helpen. De burgemeester van Vorst was rabiaat Franstalig en alhoewel het gemeentebestuur de organisatie van de Nacht aanvankelijk had goedgekeurd, besloot de burgemeester een week voor het gebeuren, dat de openbare orde in het gedrang zou komen en hij liet de manifestatie verbieden. Het zou uiteindelijk interpellatie in het parlement en een schorsingsbevel van de gouverneur vragen om de Nacht te laten doorgaan.
Terwijl de rijkswacht in de omliggende straten paraat stond, ging de Moeder van alle Nachten met een schot uit het pistool van dichter Marcel van Maele van start. Het gebeuren zelf werd een ongelooflijke chaos: er kwam een bommelding, de geluidsinstallatie functioneerde nauwelijks en tegen twee uur ‘s nachts vertrok de regisseur al ruziënd naar huis. Van de 74 dichters die aangekondigd werden op de affiche traden er uiteindelijk slechts 55 op.
Het door de voorgeschiedenis toch al opgefokte publiek liet voortdurend en luidkeels zijn waardering en afkeuring blijken. De “strijd” met het publiek werd een van de vaste tradities van de Nacht.
17 mei 1975: De Tweede Nacht van de Poëzie
Na Brussel in 1973 trok organisator van de Nacht, Guido Lauwaert, in 1975 naar de Hallen van Kortrijk. Hoofdrolspeler van de Tweede Nacht was zonder enige twijfel de Nederlandse schrijver Gerard Reve. Een paar dagen voor de Nacht zou plaats vinden had Reve de Vlaamse en Nederlandse pers getipt dat hij op de Nacht publiekelijk zijn rooms-katholiek geloof zou afzweren. Een zenuwachtige Kortrijkse burgemeester probeerde Guido Lauwaert aan het begin van de Nacht te overreden om Reve de toegang tot het podium te verhinderen. Lauwaert weigerde elke vorm van censuur en liet Reve optreden. Die zwoer zijn geloof níet af, maar schokte wel de goegemeente door, in het zwart gekleed en met runentekens omhangen, een aantal gedichten voor te lezen die door veel toehoorders als racistisch werden bestempeld.
De Tweede Nacht was ook de Nacht van het – ontbrekende –geld. Onder de leuze “Wie betaalt wat hij kan, is waard dat hij komt”, mochten de bezoekers van de Nacht een vrije bijdrage geven in plaats van een vaste toegangsprijs te betalen. De toeschouwers bleken echter niet echt gul en halverwege de Nacht bleek de kas leeg te zijn en konden de dichters niet meer betaald worden.
16 februari 1980: “Derde en laatste” Nacht van de Poëzie
De derde editie van de Nacht van de Poëzie vindt opnieuw plaats in Vorst-Nationaal. Geen probleem met de stedelijke overheden deze keer. Ook andere kleine en grote schandalen bleven deze keer uit. Een aantal kranten kopten dan ook “Deze keer gaat het echt over de poëzie”.
Voor deze derde editie was Guido Lauwaert er weer in geslaagd een vijftigtal dichters te strikken. Onder hen de bekende Amerikaanse beat-poet William S. Burroughs, Rutger Kopland en Harry Mulish. Ook Hugo Claus liet zich na lang aandringen overhalen om na lange tijd opnieuw in Vlaanderen op te treden. Hij bracht de zaal in vervoering toen hij de elegie Het graf van Pernath voorlas, geschreven voor zijn overleden vriend, de dichter Hugues C. Pernath.
Het spanningsveld tussen publiek en dichters was ook in deze editie duidelijk aanwezig en kwam tot een hilarisch hoogtepunt toen Paul Snoek een jonge amokmaker ter verantwoording op het podium riep. Jammer genoeg voor Snoek, bleek het om de rebelse cartoonist Kamagurka te gaan, die met een verbluffende mime-act het publiek op de hand kreeg. Ook de frèle Nederlandse dichteres Fritzi Harmsen van Beek kon het publiek niet in toom houden, gooide haar bundels woedend op de grond en verliet al huilend het podium.
26 mei 1984: Vierde Nacht van de Poëzie
De Vierde Nacht – opnieuw in Vorst-Nationaal – kwam er op vraag van de Nationale Loterij, die haar vijftigste verjaardag luister bij wilde zetten met een groots evenement. Opnieuw trad een keur aan binnen- en buitenlandse dichters op: Hugo Claus, Remco Campert, Gerrit Komrij, … Hoogtepunt van de avond was ongetwijfeld het aangekondigde duo-optreden van de Amerikaanse beat poet Allen Ginsberg en de Russische dichter Jevgeni Jevtoetsjenko. Klein probleem: beide heren konden elkaar niet uitstaan. Het kostte heel wat energie, drank en een ultieme bemiddelingspoging van Tom Lanoye om ze samen op het podium te krijgen.
De Franse all-round kunstenaar Roland Topor trad op eigen verzoek als allerlaatste op. Om kwart voor acht ‘s ochtends slingerde hij een vurige scheldkannonade de zaal in, waar zich op dat moment nog een vijfhonderdtal doorzetters bevonden, al dan niet in een verregaande staat van dronkenschap. Een laatste vuurpijl in een door iedereen beschreven -alweer- chaotisch, maar hoogst amusant gebeuren.
Van de eerste vier edities bestaat beeld- en geluidsmateriaal. Het Poëziecentrum verzamelde het op zijn website.
Nacht van de Poëzie: erfgenaam en voorloper
De Nacht is een erfgenaam van de hierboven vermelde manifestaties in Londen, Amsterdam en Brussel. Tegelijk is het ook zo dat de formule van de Nacht mee geholpen heeft om de poëzie verder te ontvoogden en de dichters vanachter hun schrijftafels heeft gehaald. Heel wat grote en kleine initiatieven en manifestaties zijn schatplichtig aan de Nacht en de perceptie over poëzie die de Nacht mee gestalte gaf. De formule van de Nacht werd overgenomen in Utrecht, waar nog steeds jaarlijks een Nacht plaats vindt, maar ook elders in Vlaanderen en Nederland worden dichterspodia georganiseerd die hun (indirecte) voorloper vinden in de Nacht.
Beste Ivan,
Ja, ek stem saam die Woordfees is ook ‘n super evenement. Ek het al baie daaroor gehoord en ek hoop dat ek dit eendag kan bijwoon. Lang lewe die poësie!
En hoe trots is ons nie daarop dat die Woordfees ontwikkel het van ‘n “Nacht van de Poëzie”-model (in 2000) tot die fees wat dit tans is nie.
Stefaan, met alle respek – maar ek dink nie julle het ‘n fees in Nederland wat vergelykbaar is met ons eie “Woordfees” nie.