De jarige is altijd bloedeloos
Ik hoop dat ik geen bloed zie vandaag
Gisteren heb ik geen bloed gezien
Toch was het een gewelddadige dag
En heb ik vlees gegeten.
Vandaag zit ik op een krat
Naast een dronkaard die niet orakelt
Ook ik ben stil
Maar niet nederig
Ik schrijf over geld
En gestolen groeimelk.
Het was driest
De achterdeur stond open
Een Siamese kat sliep op een droge broodplank
Ik hoorde mensen zingen
Het was niet racistisch
Het was een verjaardagslied.
De hiep hiep hiep hoera’s bleven maar aanzwellen
Ik vulde mijn zakken met koeken
De groeimelk was fictie
Ik kon niet anders dan wachten
Tot ik alle hoera’s had aangehoord
Zo oud wil ik graag worden.
De koeken zijn op
Ik heb ze weggegeven
Ik ben blijven staan
Tot ze verorberd waren
De verorberaars waren blond en vaderloos.
De middag ontvreemdt mijn prikkelende plannen
Ik knap een uiltje
In mijn droom in een bos
Wanneer ik wakker word
Ligt op mijn nachtkastje een dode mot
Naast de slaappil die ik vanavond mag nemen.
Het blijft maar middag
Ik blijf maar plannen aborteren
De oude kruisboogschutter komt binnen
Zwijgend hangt hij een drakendoder aan de muur
Ik vraag waarom hij zwijgt
Hij vraagt waarom ik de dode mot nog niet heb afgeruimd.
De slaappil verliest haar ijkpunt
Wanneer de oude kruisboogschutter de mot verduistert
Ik word klein als een keeshond op een zinkende boot
Mijn armen groot als beschadigde geweien
Mijn benen venijnige speldjes
Om de voodoopop van mijn moeder op te porren.
De oude kruisboogschutter neemt me mee naar zijn lievelingskind
Zijn lievelingskind is een veerkrachtige vrouw zonder groeven
Gelukkig is ze nooit getrouwd met die zwaarmoedige touwslager
Die haar het hof maakte in de minst regenachtige maand van 1988
We drinken muntwater en spelen een mercantiel gezelschapsspel
Zijn dochter speelt alsof mijn leven er van afhangt
Kribbig en sloom.
Ik probeer een vlinder te vangen
Die is neergestreken op mijn knalrode pion
Ik vang en kijk in het sleutelgat van mijn vuist
Een vlok verjaardagsslinger
Moet doorgaan voor een vlinder.
Ik zoek naar bestemmingen voor mijn vrolijkheid
De oude kruisboogschutter kent de woorden
Om mij op te vrolijken
Hond, god, seks, ijs
Soms vlees en oog
Nooit hoorn of vuur
En nog minder vaak dan nooit stok.
Een stok om een hond mee te slaan
Een stok om de weg mee af te tikken
Dezelfde stok waarmee de blinde zijn hond slaat
Is de stok die hem vertelt:
Hier ligt het murw geslagen kind
Van de poppenkastspeler en zijn lijmsnuivende feeks
En hier smullen de maden
Van een hart dat gisteren bonzend was in een trotse spreeuwenborst.
Er zijn slechts twee personages:
Grootmoeder en de boze wolf
Elk meisje moet beslissen wat ze wordt
Voor het te laat is
En ze ten prooi valt aan atheïstische burgerlijkheid
Of nomadische Aldizakken-zeulende hopeloosheid.
De spreeuw is trots
Ik weet niet waarom
Ik heb er het raden naar
Spreeuw is een woord dat mij kan opvrolijken
Op mijn bord ligt ijs
Het smelt rapper dan maden kunnen smullen.
De oude kruisboogschutter spreekt over de crematie
Van zijn beste vriend die vroeger een diabolische treinconducteur was
Kaartjesknipper, zegt hij
Deugnietachtig, voegt hij er aan toe
Deugnietachtig wordt op den duur diabolisch
Kaartjesknipper wordt as.
Ik ben op zoek naar een zoon voor mijn vader
Gisteren heb ik mijn vader betrapt
Op sentimentaliteit met een jongere man
‘Eindelijk heb ik een zoon gevonden..’
Murmelde hij tegen de kraag van de jonge man
Het was een verfomfaaide kraag van marterbont.
Na de sentimentaliteit hebben ze gegeten
In een Italiaans restaurant
De jonge man heeft de rekening betaald
Daarna hebben ze een orgeldraaier vermoord
En zijn lever aan het aapje gegeven.
Ik ben bij het aapje gebleven
Het aapje is weggegaan
Tussen het logge orgel en de dode draaier
Voelde ik mij minder dochter dan ooit.
De oude kruisboogschutter kwam voorbij
Met een leeg aquarium en een bakje champignons
Het aquarium was wel gevuld met water
Maar het was leeg van vissen
Bijna had hij mij niet herkend.
Toen hij mij eindelijk herkende
Negeerde hij mij
Tien minuten later werd ik wakker
In de wachtzaal van mijn dermatoloog
Was mijn beurt voorbij.
Wandelend naar huis langs verdoemde benzinepompen
Vergat ik mijn jeuk die geen straf van God is
Mijmerend over God hoopte ik
De gefabriceerde zoon van mijn vader tegen te komen
Maar wat je hoopt gebeurt nooit op tijd
Dus kwam ik de orgeldraaier tegen
Zonder aapje was hij een man op zoek naar seks.
© Delphine Lecompte. Junie 2011
Helaas, Delphine, ek is geen dakbedekker nie. Ek is ‘n ander man wat met lappies woorde bruê probeer bou. Ek leef maar liewer in die laagtes, dis veiliger. 🙂 Ek sien uit na nog gedigte van jou op hierdie webblad.
Beste Ben Roos,
Jouw gulle woorden maken mij heel gelukkig.
Toen ik je naam googlede kwam ik terecht op de site van Ben Roos Dakbedekking. Ben je een dakbedekker? Het is alleszins een nobel beroep. Misschien ben je een dichtende dakbedekker?!
Ik hou van hoogtes.
Nogmaals bedankt.
En tot later.
Liefs,
Delphine
Delphine ek het vele plesier aan jou gedigte. Dis toeganklik en gly gemaklik voort van die een idee na die volgende. Byna filmies. Ek het ook hierdie onderhoud op Meander (http://eerder.meandermagazine.net/dichters/dichter.php?txt=3588) van jou gelees waarin jy onder meer sê:
“Wat is voor jou het doel van het schrijven, waarom schrijf je wat je
schrijft en voor wie?
Ik schrijf voor zielsverwanten, voor mensen die poëzie belangrijker vinden dan kranten, voor mensen die heel vroeg opstaan zodat ze tijd genoeg hebben om na hun ontbijt nog tien gedichten van hun lievelingsdichter te lezen. Het doel van schrijven is het schrijven zelf, maar dat is natuurlijk onzin. Soms droom ik van erkenning. Ik heb altijd geschreven. Toen ik nog maar vijf woorden had, was ik al aan het experimenteren met de volgorde van die woorden. Niet schrijven druist in tegen mijn natuur. Dat klinkt misschien hoogdravend, maar zo is het.”
Ek dink jy het wel intussen al baie erkenning gekry – en jy verdien dit beslis.