Eremijt of acrobaat?
Mijn muze leest een dun boekje
Over een eremijt die in de kuststad
Waar ik mijn melktanden weggaf
Aan de grinnikende zoon van een verdwenen acrobaat
Zijn honger verbijt met geloof en hoefsmederij.
De treinconducteur zegt dat zijn eerste vrouw van Brugge was
Ik vraag niet: is ze gestorven?
Ik vraag of ze is verliefd geworden
Op een man die niets met sporen te maken heeft
Een sponzenverkoper misschien?
Een man die sporen uitwist waarschijnlijk.
‘Ze is teruggekeerd naar haar ouders,’ zegt de conducteur
‘Daar kan ze de hele dag zure beertjes eten, en zichzelf krabben.’
‘Waar jeukt het?’ vraag ik nog
Maar de conducteur staat al in een andere wagon
Intelligentere onwaarheden te verkopen
Aan jongere vrouwen met betere bestemmingen.
De trein staat stil
Het is onredelijk om mijn muze te verdenken
Van de moord op zijn oudste broer
Hij lag op mij toen zijn broer zich aan een spintol prikte
Hij deed boodschappen voor mij
Toen de spintol in gif werd gedoopt.
Veertig minuten te laat komen we aan
In een intimiderende stad die klopt
Wanneer je in een katholiek weeshuis bent geboren
Of in de toiletten van een odieus goksalon
Er is een lezer van dit gedicht
Die zal beweren dat alle goksalons odieus zijn.
Het hotel is lelijk genoeg
Voor een ongevulde dichteres
Die haar muze zopas beschuldigd heeft
Van de diefstal van haar tandpasta
Ik sluit mij op in de badkamer
In de spiegel werken mijn wimpers op mijn zenuwen.
© Delphine Lecompte, 2012
Dit was nogal skerp.. Ek het dit geniet, kon die omgewing en trein met die kondukteur my voorstel. Treffend