Mijn waanzin steekt stokken in de wielen van mijn gedichten
Ik verbaas mij
Over de bewegingloosheid
Van de duizendpoot
Maar wanneer ik nader
Zie ik dat het een scheur is.
Ik kan niet ontstemd zijn
Over een scheur in de muur
Mijn muze ligt op mijn bed
Op zijn buik ligt het wafelijzer
Dat hij gisteren heeft gewonnen.
In de parochiezaal was mijn muze de enige
Winnaar wiens naam en lievelingsijs ik kende
Omer en pistache
De meest angstaanjagende winnaar was de man
Die de tweede prijs wegkaapte.
De tweede prijs was een levende gans
De angstaanjagende man weigerde
De prijs mee te nemen
Dus werd de gans ter plekke geslacht
En wij ingesmeerd met de ingewanden.
Ik maak mijn muze wakker
Hij verplaatst het wafelijzer naar zijn kruis
Nu open ik het ijzer
En lijkt het alsof hij een vagina heeft;
Een mythologische ganzenverslindende kut.
Mijn muze slaat mij weg
Hij verlaat de slaapkamer
Om in de keuken insecten te pesten
Met tandenstokers en/of lucifers
Maar alle insecten zijn kook- en/of bloedvlekken.
© Delphine Lecompte, 2012