Philip Hoorne – Het is fijn om van pluche te zijn

Philip Hoorne beet het spits af van de Sandwichreeks, door toenmalig Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij opgezet om ook jonge dichters over het voetlicht te brengen. Nogal wat dichters uit die reeks hebben sindsdien een zekere naam gemaakt: Hélène Gelens, Willem Thies, John Schoorl. Ook de Vlaamse Hoorne timmert sinds 2002 flink aan de weg. Onlangs verscheen alweer zijn vijfde dichtbundel, Het is fijn om van pluche te zijn.
Die titel verwijst naar een speelgoedbeest, een klein konijn, Hoornes wereld wordt verder bevolkt door vrouwen, baby’s, dikkerds, geestelijken, hardlopers. Volk dat over het algemeen weinig mild en vanuit een zekere misantropie, bejegend wordt: over de lopers langs de leie, ‘ik moet ze niet’, het hoofd van een Oost-Europees uitziende man ‘getuigt/ van eerbied en een laag IQ’. En een pasgeboren baby zet meteen een grote bek op. Die wat schreeuwerige toon, zorgt meteen voor een boel onrust, en de vorm van de gedichten versterkt die alleen maar. Er zit weinig lijn in, en veel ruis. Neem ‘Blond’ een vers van acht regels waarin een ziel, een kok, zwerfplaneten, mannen met boren en een tsunami die Japannerogen dof maakt, losjes een verband aangaan. Maar welk precies?
Daarbij alludeert Hoorne op de actualiteit. Bijvoorbeeld op het schandaal in de Rooms-Katholieke kerk: lekker plastisch – een ‘kardinaalsrode roede’ wordt tegen wangetjes van devote misdienaars gepletst – maar ook gemakkelijk en zonder die toch al weerzinwekkende realiteit een nieuwe laag te geven. Een aardige observatie staat in het gedicht ‘Groetjes uit Rusland’ waarin over de bloemen op de jurk van een weliswaar ‘plompe oma’ wordt gezegd dat die bloemetjes ‘nergens anders bestaan/ dan op dat soort jurken’.
Het meest strakke aan de bundel is de opbouw: de gedichten zijn gerangschikt op beginletter van de titel – de eerste serie althans. En er is een zeker rijm dat de gedichten bijeen houdt – al drijft hij ook dat graag over de top. Zoals wanneer een onheilstijding nadrukkelijk op rijm wordt verteld: ‘Uw echtgenote had het niet meer en schoot/ zich door het hoofd met uw jachtgeweer.’
Hoorne nam daarnaast twee pastiches op, eentje naar ‘Insomnia’ van Bloem, en een naar Wigmans ‘Tot besluit’. Zowel Bloem als Wigman zijn dichters van de stilering, van regels waarin het nooit hapert. Hoorne is veel losser en daarom ook lopen zijn pastiches uit de rails. Waar Wigmans weeklacht over de ‘droefenis van copyrettes’ uitmondt in de verzuchting ‘had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen’, bekommert Hoorne zich in zijn ‘droefenis van wasserettes’ vooral om zijn kleding: ‘Had ik maar iets nieuws om uit of/ aan te trekken. Bermuda. T-shirt. Penis. Ring.’ Slobberkleren, deze gedichten.
Groetjes uit Rusland
Een man, oud en jong genoeg om te werken of te sterven,
zit op de drempel van een huis naast een plompe oma
in een bloemetjesjurk, bloemen die nergens anders bestaan
dan op dat soort jurken.
De man heeft een Oost-Europese kop, maar dan wel héél
Oost-Europees. De Oeral voorbij. Siberisch bijna.
Siberia o Siberia,
zie het hoofd van die man en hoe het getuigt
van eerbied en een laag IQ
Siberia o Siberia,
met je diepgevroren zeeën, je verkleumde badgasten
en je benijdenswaardige solidariteit. Het leven is er
niet mals in jouw verkankerde baarmoederhals.
Roestige duikboten wachten op hun zinken en grootmoeder-
seks is er net zo ingeburgerd als Elvis en de Burger King.
Philip Hoorne – Het is fijn om van pluche te zijn. Van Gennep. 56 pagina’s, prijs euro, isbn 9789461640987
Deze recensie verscheen eerder in Trouw