Toyo Shibata – Honderd jaar

‘Je bent zo oud als je je voelt’, het is een enorm cliché, maar de Japanse Toyo Shibata bewijst maar weer eens het gelijk ervan. Ze was al in de 70 toen nog Japanse dans leerde, en toen ze daar op haar 92ste om lichamelijke redenen mee moest stoppen, adviseerde haar zoon (een zestiger) om gedichten te gaan schrijven. Shibata pakte pen en papier, en debuteerde 7 jaar later, ze was toen 99.
Dat debuut Geef de moed niet op werd een gigantische bestseller, met (zeker voor poëzie) ongelooflijke oplagen van 1,5 miljoen exemplaren. En dat kwam niet alleen doordat Shibata een curiositeit was, maar vooral door de poëzie. Door de ontwapenende gedichten, krachtig en geestig, met vertederende herinneringen en observaties van een vrouw die nog altijd midden in het leven stond. Zo gaf ze haar dokters de wijze raad ‘Stel me/ geen domme vragen als/ “Welke dag is het vandaag?” of/ “Hoeveel is 9+9?”// (…) “Wat denkt u van/ het kabinet Koizumi?” Dat zijn de vragen die me blij maken’. Laat iedere verpleeghuisarts het in zijn oren knopen.
Aan Toyo Shibata is het geluk gegund om zelfs een klein oeuvre op te bouwen, want onlangs verscheen haar tweede bundel, Honderd jaar. Zo’n zesentwintig gedichten schreef de inmiddels honderdjarige het afgelopen jaar. Het kleine boekje bevat daarnaast enkele prozateksten en een paar foto’s, daarbij eentje waarop ze haar lippen stift: want ‘voor een vrouw is make-up belangrijk, hoe oud ze ook is.’
De gedichten geven blijk van een grote vitaliteit en actualiteit, Shibata blijft dicht bij zichzelf en houdt oog voor wat er om haar heen gebeurt. Ze toont haar medeleven met de slachtoffers van de aardbeving en de daarop volgende kernramp in Japan afgelopen jaar. ‘Alsjeblieft/ laat tenminste je hart/ niet wegspoelen// Laat je niet kleinkrijgen/ door die onzalige tsunami’. Het zijn goedbedoelde gedichten, maar ze zijn niet de beste uit de bundel, en ze missen de lichte, ietwat naïeve toets die haar debuutgedichten zo hartveroverend maakte.
Gelukkig zijn die gedichten er ook nog steeds. Zoals het vers dat voor haar honderdste verjaardag ontstond. De jaren van haar leven vergelijkt ze daarin met bladzijden die alle zijn vervaald, om te besluiten: ‘Nog iets meer dan één bladzij/ en ik heb er honderd/ Wacht me misschien nog/ een fonkelnieuwe kleur?’
Dat ze ook haar humor nog heeft bewijst een gedicht als ‘Hardhorig’ dat beschrijft hoe doofheid ook zijn voordelen kan hebben: ‘Maar als het me niet bevalt/doe ik met opzet/ alsof ik het niet hoor// met een uitgestreken gezicht’.
Zou het niet een idee zijn om de boekjes van Shibata boven op de leesmap in wachtkamers van huisartsen en ziekenhuizen te leggen? Haar levenslust en dankbare blijmoedigheid lijken me heel goed voor de volksgezondheid.
Aan de lucht
De lucht die ik gadesloeg
vanaf mijn bed
in het ziekenhuis
was altijd lief voor me
De wolken dansten
en lieten me lachen
Het avondrood
waste mijn ziel schoon
Maar morgen word ik ontslagen
Dus voor deze hele maand:
bedankt
Als ik thuiskom
zal ik eens wuiven
Zorg dat je het zeker ziet, oké?
Toyo Shibata – Honderd jaar. Vertaling uit het Japans: Luk van Haute. Lebowski Achievers. 70 pagina’s, 17,90 euro, ISBN 97890 48812 707
Deze recensie verscheen eerder in Trouw