Dagboek van een landjonker
door Bert Bevers
In Dagboek van een landjonker verzamelt Benno Barnard blogberichten, ergernissen, invallen en reisimpressies die hij gedurende een half decennium vastlegde.
Benno Barnard is een meesterlijk schrijver. Van een taal die voor de gemiddelde Moderne Nederlander net zo antiek oogt als die van Vondel. Barnard wordt niet boos. Hij ontsteekt in een vlammende koleire. Nederland verhuftert niet. Het is een land waar de voorbije decennia een indrukwekkende vergroving van de omgangsvormen te zien hebben gegeven. Barnard droomt niet. Hij dwaalt door het paleis van Morpheus.
Barnard en ik hebben het nodige gemeen. We voeren een zelfde paspoort, schelen slechts vier dagen in leeftijd, hebben onze initialen gemeen, zijn allebei dichter, en wonen allebei reeds sedert de vorige eeuw in België omdat het in onze ogen qua beschaving in ons geboorteland van kwaad naar erger gaat. Dat geboorteland heet Nederland. En niet Hólland. Ik ben Nederlander (meer bepaald Brabander). En geen Hóllander. Juist omdat Barnard zich over het grote geheel genomen altijd zo zorgvuldig uitdrukt, stoort me het gemak waarmee hij de naam Holland en het adjectief Hollands gebruikt.
“Een beangstigend incident met salafisten. Ik zou een lezing geven aan de universiteit van Antwerpen, over christendom en islam. Ze zaten er met enige tientallen en verhinderden schreeuwend en dreigend dat ik zelfs maar begon.” Zo luidt een notitie uit 2010. Natuurlijk was dat niet netjes van die salafisten, maar waarom verbaasde het incident me niet? “Benno, Benno,” dacht ik al toen de lezing nog maar werd aangekondigd. Want hoe had hij die gedoopt? Leve God, weg met Allah! Dat mag, maar dan moet je ook niet verbaasd wezen als zoiets een reactie uitlokt. De auteur heeft af en toe zeker iets uitdagends, zoveel moge duidelijk zijn. Ook wat collegae betreft neemt hij geen blad voor de mond (hetgeen zeker in Vlaanderen geen evidentie is). Een citaat: “U brengt de weinige jaren van uw miezerige leven in een tranendal door. Met een beetje pech komt u ter wereld in Somalië, of mogelijk trouwt u per ongeluk met Kristien Hemmerechts […].” Die zal daar niet blij mee zijn. Elders is (naar aanleiding van een interview met dat drietal in Vrij Nederland) Herman Brusselmans ‘een langharige met een genitale obsessie’, Tom Lanoye ‘een fluitketeltje’ en Kristien Hemmerechts ‘een voormalig naaktmodel’ (Lanoye is wel ‘de enige van de drie die een paar goede boeken heeft geschreven’): “Hun politieke platitudes beantwoorden aan alle voorschriften van het Politbureau. Het woord ‘boerkaverbod’ valt. Pavlov knipt met zijn vingers, en ogenblikkelijk noemt de pratende pop Kristien dit Vlaanderen ‘rechtser dan rechts’.”
Met afschuw beziet hij de uitholling van het onderwijs (“Domme kinderen bestaan niet meer, want die zijn door links afgeschaft.”), de verfoeilijke spellingswijzigingen, de allengs toenemende leeghoofdigheid bij de leidinggevenden van de openbare omroep en het woelende mensdom (‘dat voornamelijk uit idioten bestaat’) tout court.
Soms zit hij er in al zijn stelligheid ronduit naast. Zo vermeldt hij (op bladzijde 94) tussen neus en lippen door dat het nazisme een sterke katholieke component had, terwijl het beetje verzet van communisten of protestanten kwam. Als katholiek wens ik hierbij aan te tekenen dat joden die in Nederland onderdoken in gemeenten waar veel katholieken woonden, meer kans hadden te overleven dan joden die in gereformeerde gemeenschappen een schuilplaats zochten.
Dit gezegd zijnde: het jodendom is een rode draad door het hele boek heen. Barnard krijgt er maar geen genoeg van de zegeningen ervan te bezingen. Dat mag, maar overdaad schaadt. Je krijgt het idee dat de landjonker zich in een persoonlijk gesprek onmiddellijk als verdediger van onze Hebreeuwse vrienden op zal werpen als je nog maar de eerste lettergreep hebt uitgesproken van jodelen, van jodium, of van jozefshuwelijk.
Heel vaak ben ik het hartgrondig met Benno eens: “De Hollanders kennen geen Nederlands meer. En dus dwepen ze met het Engels, dat ze nog niet kennen. […] Volgens het hoogmoedige ras der linguïsten is er niets aan de hand: er grijpt een ‘normale taalevolutie’ plaats. En dus vinden wij het ook normaal dat boeken van een eeuw oud, of nog jonger, ‘hertaald’ worden. Kinderen krijgen op het steengruis van ons ingestorte onderwijs een bewerkte Max Havelaar te lezen, een verknoeide Kleine Johannes, binnenkort Couperus, en ik zwijg nog van de kinderboeken. Zo drukken wij ons provincialisme aan de borst; zo snijden we het continuüm van onze beschaving door, met als gevolgd dat er niets meer gecontinueerd wordt, behalve de stralende stompzinnigheid van de jaren zestig. […] Een negentiende-eeuwse Engelse of Franse tekst – Hardy, Flaubert of gewoon de krant van toen – is over het algemeen goed te volgen, wat mede komt doordat de Engelse en Franse traditionalisten besloten hebben dat Engelse en Franse schoolkinderen die teksten moeten lezen, zodat ze gedwongen worden het ouderwetse contemporain te maken.” En dan zitten we hier in Vlaanderen opgescheept met een minister van onderwijs die het Nederlands onderwijssysteem (lees: gewoon iedereen een diploma geven) wil kopiëren. Je zou van minder uit je krammen schieten.
Tussen de bedrijven door is de auteur soms ook simpelweg ronduit complimenteus voor bepaalde dichters (het gedicht Overzees van Koenraad Goudeseune bijvoorbeeld ‘heeft een toon waar ik van houd’; Hendrik Carette schrijft ‘geweldige hexameterachtige verzen’). Hij worstelt met de vraag of hij nu conservatief of progressief is, hij heeft meer met geloof dan hij vroeger dacht, en zijn jeugdherinneringen worden steeds sterker. Vooral die aan de tijd die hij als jongetje in Engeland doorbracht. De reisnotities uit het Verenigd Koninkrijk zijn daarvan doordesemd.
Door de dagen, maanden en jaren heen zijn ook prominent aanwezig zijn (inmiddels overleden) vader en de door hem hartstochtelijk beminde kinderen Christopher en Anna. En zijn vrouw natuurlijk. Zij kijkt door zijn pose heen. Hij is eerlijk: “Ik wek gewoonlijk de indruk een man about town te zijn, maar ik speel die rol alleen maar, juist om mijn diepgewortelde verlegenheid te verbergen. Ja, ik ben vreselijk verlegen, en doodsbang voor groepen mensen, zeker als die mensen ook nog eens boeken schrijven of kunst maken.”
Laat de verlegen landjonker maar schuiven, daar in zijn buitenhuis in Sint-Agatha-Rode. Dagboek van een landjonker is een fascinerend logboek. Ik heb het in één ruk uitgelezen.
Dagboek van een landjonker, Benno Barnard, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2013, ISBN 978 90 450 2520 9