
Bijlichtingen van Afrikaanse literatuur: Korte nabeschouwing
“Waarhede is gepraat” – Dominique Botha, Valsrivier (Umuzi, Kaapstad 2013, p.201)
In Intieme vreemde. Een schrijfboek (aan mevrouw Lezeres), het eerste deel van The Middle World Quartet dat Breyten Breytenbach opdroeg aan de Nederlandse schrijver Henk van Woerden, staat de volgende reflectie geformuleerd over de kracht van taal en de magie van poëzie. Ik citeer uit Krijn Peter Hesselinks vertaling van Intimate Stranger. A Writing Book (2005).
Poëzie is liefde. Voor wat? Een liefde voor de ontdekking en viering van woorden, dingen, gevoelens, ideeën, onverteerde herinneringen, inzichten, anderen, je zelf, andere zelven, mysterie, zin, eeuwigheid, andere eeuwigheden, onzin, leegte, de walvissen en het schuim en de schaduw van gras op de berg, de botten die de hond in de tuin heeft begraven. Voor de liefde zelf. En ze is een verloving met al het bovenstaande. Ze is een daad van liefde (p.40-41).
Een volgend fragment in hetzelfde opstel ‘Waar gaat het over?’ is niets anders dan de gevolgtrekking uit deze beschouwing.
Beeld je alsjeblieft niet in dat poëzie een hippe manier is om iets anders te zeggen dan je bedoelt. Maak geen goedkoop raadsel van het gedicht. Wees geen gefronst voorhoofd in een zoektocht naar wijsheid. Er is al genoeg! Het gedicht is betekenis. Het gedicht is zijn eigen betekenis. Dichterlijke kennis wordt geboren in de diepe stilte van niet-begrepen verschijnselen, onuitgesproken gedachten en een buiten de wetenschappelijke kennis vallende lotsbestemming. Poëzie komt voort uit wat zich niet laat verklaren. (Of anders zal ze op zijn minst de sextant zijn die je in staat stelt ‘de wacht te houden over afwezige betekenis,’ zoals Maurice Blanchot zei.) (p.45)
Het gedicht laat zich inderdaad niet eendimensionaal en dus “goedkoop” ontvouwen. Het is in de bewoording van Breytenbach geen raadsel, of een te ontrafelen rebus zoals de literatuurwetenschapper Michael Riffaterre in Semiotique de la Poésie (1983) stelt. Een “zoektocht naar wijsheid” kan de poëzielezer alleen frustreren. Speuren naar begrip is jezelf iets wijs maken. Jezelf een rad voor de ogen draaien. “Het gedicht is zijn eigen betekenis”, en nog: “Poëzie komt voort uit wat zich niet laat verklaren”. Lezen doe je niet alleen met het verstand. Misschien vooral met het gevoel. Hier spreekt de dichter tot een exegeet.
Met deze meta-poëtische bespiegeling van een zelfverklaarde “woordvogel” en “windvanger” in gedachte hebben tijdens het symposium “die taal se stiltes” van het Gentse centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika (Universiteit Gent) literatuurwetenschappers zich gebogen over de kracht van taal en de magie van poëzie in het Afrikaans. Eep Francken (Universiteit Leiden), Ena Jansen (Vrije Universiteit Amsterdam en Universiteit van Amsterdam), Luc Renders (Universiteit Hasselt) en keynote spreker Louise Viljoen (Universiteit Stellenbosch) presenteerden hun zienswijzen op uiteenlopende onderwerpen als Nederlandse referenties in Etienne van Heerdens roman Klimtol, de figuratie van huiswerkers in Bart Nel van J. van Melle en in het werk van Elsa Joubert en de jongste dichtbundel Mede-wete van Antjie Krog, de polyfonie als expressie van een mystieke ervaring in Die uur van die engel van Karel Schoeman én de “duistere” poëzie, of de fascinatie van de “uitwissing”, in het vroege werk van Breytenbach. Tegen het licht en dus bewust van Breytenbachs sceptische beschouwing over “wetenschappelijke kennis” en op begrip en exegese gefundeerde verklaringsmodellen etaleerden de letterkundige sprekers revelerende beschouwingen die weer aanleiding geven tot andere perspectieven en redeneringen. Want ook de benadering van literatuur is een uitdrukking van creativiteit en biedt een idiosyncratische lezing die altijd weer openstaat voor herziening en herformulering.
Vanuit deze overweging hebben de organisatoren van de letterkundedag het laatste woord gegeven aan de dichters. In het namiddagprogramma is een brug gelegd tussen twee generaties, tussen Breyten Breytenbach en Charl-Pierre Naudé. De inspirerende tekst van de nieuw aangestelde eredoctor Breytenbach, ‘Van die os op die jas’, is vandaag te lezen op deze weblog.
In menig opzicht gaat Breytenbachs allegorische tekst over beweging en stilstand, leven en dood, dynamiek en inertie van denken een gesprek aan met notities die het vroegere zelf van de auteur in Intieme vreemde bundelde. Naudé las tot slot enkele gedichten uit onder meer Al die lieflike dade (Tafelberg, 2014) en toonde nogmaals aan dat met zijn poëzie een paradigmatische verschuiving in de Afrikaanse poëzie plaatsvindt.
Noten
Aantekeningen bij enkele referaten zijn na te lezen in de blog van Carina van der Walt op Versindaba:
De term in de titel van deze tekst refereert aan Bernard Dewulfs bundel Bijlichtingen. Kijken naar schilders (2001), waarin net als in Naderingen. Kijken & zoeken naar schilders (2007) een beschouwing over het werk van Marlene Dumas is opgenomen. In ‘Zie mij. Over Marlene Dumas’ staat te lezen: “Waarover gaat het werk van Dumas in wezen? Dat valt niet in één duidelijke volzin te zeggen” (p.109). Zie de citaten van Breytenbach.
Over het eredoctoraat is het volgende bericht in Die Burger.
(C) Yves T’Sjoen / Desember 2014