Wees tevreden op het strand, smeed geen vriendschap in de zee
Je haat de mensen aan wie je hulp hebt moeten vragen
Ze zijn dood maar ze blijven je kwellen
Je vraagt: ‘Heeft het werkwoord sjouwen een Arabische oorsprong?’
Ik weet het niet, op mijn strandhanddoek staan radeloze goudzoekers
En redeloze zeppelinbouwers, op jouw strandhanddoek zweven taarten in het ijle.
Je bent ongelukkig omdat je gisteren de liefde van je leven hebt laten ontkomen
Ze zat tegenover je op de trein, ze at een frangipanekoekje heel beheerst
Ze las een boek over kwantumfysica, ze onderstreepte net genoeg
Ze gaf geld aan een bedelaar, ze gaf veel te veel en vergat meteen hoeveel
Je denkt dat je lijdt maar je weet nog niet wat afzien is, verwende blaaskaak.
Ik zwem om me minder bitter te voelen
In het water leer ik een fatalistische horlogemaker kennen
Als je horloges herstelt word je vanzelf fatalistisch, denk ik
Ik vraag aan de horlogemaker of hij me wil meenemen naar zijn hol
Ik laat je moeiteloos achter omdat ik koud en leeg ben.
Het hol van de fatalistische horlogemaker is een groot huis met acht kamers:
In de eerste kamer staat een bed met daarin een bedlegerige markiezin en haar kameleon,
In de tweede kamer staat een ballenbad met daarin een dwergvrouwtje en haar stola,
In de derde kamer ligt een kwijlende profetes op een spijkerbed,
In de vierde kamer ligt een dode telescoopvis op een roodfluwelen kussen,
In de vijfde kamer hangt een portret van een paus die je bijna geen pijn wil doen,
In de zesde kamer hangt een foto van een ijsvogel die je niet kan vereren,
In de zevende kamer eet een bipolaire visser rijstpap met zijn handen,
In de achtste kamer geeft de fatalistische horlogemaker me een uppercut,
Het is te laat om je naar waarde te schatten, fantastische kruisboogschutter.
© Delphine Lecompte 2018