Luuk Gruwez. Im Abendrot
IM ABENDROT
Olo houdt er prompt mee op. Maar Wellington en Philo
niet. Leve, bijgevolg, Wellington en Philo. Exit Olo.
Zal op een mooie dag nog iemand aan hem denken?
Olo heeft te lang in later geloofd. Ziehier, lees zelf
zijn testament. Blijkt daar niet uit hoezeer hij naliet
te noteren dat ook híj heeft geleefd? Geen gram
blijft straks nog van hem over. O domme, domme Olo!
Akkoord, verscholen achter woorden van anderen lagen weer
woorden van andere anderen in een hinderlaag te wachten
om die van hem te versmachten. En soms denkt hij:
dit was beslist een list van Wellington of Philo!
Er is, vindt Olo, de meeste tijd alleen gemis. En indien niet,
dan mist hij zijn gemis. Maar is dit erg? Zodra hij grijs
werd, heeft men hem tot in de kleinste moleculen met
krokus, tulp en sneeuwklokje vertrouwd gemaakt.
Kan Wellington of Philo zulks beweren? Gediscussieerd
heeft hij met reiger, vliegenier en leeuwerik
om aldus hoger te leren vliegen dan wie dan ook
zonder neer te storten in dat bodemloze zelf dat dichters
zo vaak balen doet. ‘Kom dan, liefste,’ zegt hij zacht,
‘het wordt avond, leg je oren tegen mijn kleine hart
en hoor de pasgeborene die ik ooit ben geweest.’
© Luuk Gruwez / 2019