Marlene Malan gesels met Yves T’Sjoen
Yves T’Sjoen is verbonden aan de Vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent, het Departement Afrikaans/Nederlands van de Universiteit Stellenbosch en de Vakgroep Nederlands van de Karelsuniversiteit (Praag). Voor het kwartaalmagazine Taalgenoot van ATKV (vereniging voor Afrikaanse taal, kultuur, kennis en kreatiwiteit) legde journalist en redacteur Marlene Malan enkele vragen voor. Een fragment verschijnt later in het ATKV-periodiek.
Marlene Malan: Jou kennismaking met Afrikaans: Wanneer, waar en hoe het dit plaasgevind/gebeur… en wat het jou belangstelling geprikkel om Afrikaans en die Afrikaanse letterkunde ’n groot deel van jou studieveld te maak?
Yves T’Sjoen: Nieuwsgierig naar anderstalige literaturen kwam ik al gauw uit bij het Afrikaans. De belangstelling voor Nederlandstalige literatuur opende vanzelf de weg naar Zuid-Afrika. Schoolbloemlezingen (o.a. Noord en Zuid en Anton van Wilderodes De dubbelfluit) bevatten Afrikaanse gedichten; de literatuurgeschiedenis van het Nederlands laat een veelzijdige en meervoudige interactie zien tussen schrijvers en teksten, tijdschriften en uitgeverijen in het Nederlandse en Afrikaanse taalgebied.
Mijn oud-collega Dirk Coigneau, rederijkersspecialist en belangstellend voor het Afrikaans en de Afrikaanse literatuur, introduceerde in de jaren 1990 in Gent een werkcollege Afrikaanse letterkunde. Hij nodigde gastdocenten uit, collega’s uit Zuid-Afrika (Stellenbosch, UWK, UCT). Dankzij wijlen prof Johan Taeldeman (Nederlandse taalkunde) en prof Anne Marie Musschoot (Nederlandse letterkunde) is toentertijd een institutioneel samenwerkingsakkoord tussen de universiteiten van Stellenbosch en Gent tot stand gekomen (1996). Docentenuitwisseling en studentenmobiliteit maken deel uit van het contract. Ik was al eens eerder in Zuid-Afrika geweest, maar professioneel gesproken was mijn zes weken durend onderwijs- en onderzoeksverblijf eind jaren negentig bepalend voor latere engagementen op het gebied van onderwijs en onderzoek. Ik ontdekte gaandeweg de vitaliteit en dynamiek van de literatuur in het Afrikaans. Later kreeg ik aan mijn Alma Mater de kans die aandacht verder te ontginnen en te delen met studenten.
MM: Jy is die groot voorloper in Gent (veral) vir die gereelde besoek hier van akademici van die vakgebied Afrikaans, asook van Afrikaanse skrywers en vertalers van Nederlandse/Vlaamse werk in Afrikaans. Jy is ook die stukrag agter die oprigting van die Gentse Leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, kultuur en samelewing. Waarom? Waarom is hierdie interaksie tussen Nederlands en Afrikaans vir jou belangrik?
YT: Na de verdediging van mijn proefschrift, aangesteld als docent aan de Universiteit Gent, mocht ik naast het onderwijs op het gebied van de Nederlandstalige literatuur meewerken aan een aanvankelijk beperkt opleidingsonderdeel Afrikaans. Eerst een bachelorvak (Afrikaans: taal- en letterkunde), sinds vorig academiejaar ook een mastervak (Talen en Literaturen van Zuid-Afrika) in de module Nederlands. Sinds eind jaren negentig kom ik geregeld op bezoek in Zuid-Afrika, onderbroken door een stilte toen ik volop aan mijn PhD werkte in Gent. Op voordracht van professor-emeritus Ronel Foster (Universiteit Stellenbosch), na goedkeuring door de faculteitsraad (Lettere en Sosiale Wetenskappe), ben ik in 2011 aangesteld door het departement Afrikaans en Nederlands. Jaarlijks doceer ik in september gastcolleges voor studenten Afrikaans-Nederlands over Nederlandse en Vlaamse literatuur, de afgelopen jaren in samenspraak met Alfred Schaffer. In die weken ben ik een geregeld bezoeker van de JS Gericke-bibliotheek en neem deel aan wetenschappelijke symposia en departementale middaguurlezingen.
De leerstoel in Gent is een institutionalisering van de samenwerking die al vele jaren bestaat met Zuid-Afrikaanse partnerinstellingen. Intussen zijn door de UGent acht bilaterale raamovereenkomsten gesloten in Zuid-Afrika. Eerst bestond een samenwerkingsverband (2013), sinds 2016 de onderzoeksgroep Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (www.afrikaans.ugent.be). Het initiatief van Luc Renders (Universiteit Hasselt) is na een decennium door de UGent overgenomen. Na drie opeenvolgende jaren met weekseminaries (2011-2013) zijn we overgeschakeld naar jaarlijkse (internationale) colloquia. Aanleiding voor de verschuiving van seminarie naar colloquium was de Gentse eredoctorstitel voor Breyten Breytenbach in 2014. Sindsdien organiseert het Gents Centrum ieder jaar een druk bijgewoond symposium over het Afrikaans en de Afrikaanse literatuur. Vanaf 2020 werkt het onderzoekcentrum samen met de Universiteit van Amsterdam en de leerstoel Zuid-Afrika: letterkunde, cultuur en geschiedenis (wellicht een online symposium op 12 en 13 november 2020 in Amsterdam): https://voertaal.nu/oproep-voor-referaten-congres-over-transtaligheid-in-zuid-afrika-12-en-13-november-2020/. Ik voeg nog toe dat Daniel Hugo, de meest productieve vertaler van Nederlandse literatuur in het Afrikaans, in oktober-november 2018 “vertaler op campus” was in Gent (https://voertaal.nu/daniel-hugo-vertaler-op-campus-in-gent-en-amsterdam/). Hij werkte er niet alleen aan de Afrikaanse vertaling van Benno Barnards Het trouwservies en Marc Tritsmans’ Het zingen van de wereld (intussen uitgegeven door Naledi). Hij begon toen met de vertaling van Claus’ Het verdriet van België. Het boek is intussen uitgegeven in Zuid-Afrika (Protea Boekhuis). De geplande seminaries (NWU en Unisa) en het colloquium (Gent) zijn uitgesteld tot volgend jaar.
De voorlopig enige leerstoel in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent is opgericht in 2017, met achtereenvolgens Hein Willemse (UP), Wannie Carstens (NWU) en Louise Viljoen (US) als leerstoelbekleders. Quentin Williams (UWK) is de volgende ambtsbekleder (september-december 2021). Vanwege de coronacrisis stellen we volgend academisch jaar geen leerstoelbekleder aan. Afwisselend komen letter- en taalkunde aan bod.
MM: Jy het ook die wens uitgespreek dat ’n leerstoel in Suid-Afrika opgerig word vir ’n rondreisende hoogleraar uit Vlaandere of Nederland: Dus, jy is passievol oor samewerking tussen die departement Afrikaans en Nederlands aan verskillende universiteite in Suid-Afrika met die departement Nederlands aan universiteite in Nederland en België?
YT: Samenwerking is gericht op goed vertrouwen, gedeelde belangstelling en wederzijdse verstandhouding, dus tweerichtingsverkeer, met aandacht voor verschillende academische culturen, specifieke onderzoekdomeinen, verwante studieperspectieven. Universiteiten in Nederland en Vlaanderen (Amsterdam, Antwerpen, Gent, Groningen, Leiden en Utrecht) zijn naast de Taalunie betrokken bij het gesprek over een eventuele leerstoel in Zuid-Afrika. Wat we voorbereiden, waarvoor een interuniversitair draagvlak bestaat onder collega-neerlandici, is geen specifieke leerstoel Nederlands, veeleer: culturele diversiteit en Nederlands in een meertalige context. https://voertaal.nu/de-nieuwe-leerstoel-in-zuid-afrika-gaat-verder-dan-de-traditionele-neerlandistiek/ Het heeft geen zin om Huygens, Multatuli en Gezelle te doceren, vooral niet op een klassiek twintigste-eeuwse manier of zoals deze schrijvers in een breder cultuurhistorisch perspectief aan bod komen aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten. We projecteren geen onderwijsbenaderingen in de Lage Landen klakkeloos op een Zuid-Afrikaanse universitaire context. Vanuit affiniteit met het academische, maatschappelijke en culturele leven in Zuid-Afrika, met belangstelling voor noden en vragen ter plaatse, zal de docent, afwisselend afkomstig uit Nederland en België, een specifieke invulling geven aan het ambt. Naast beide leerstoelen in de Lage Landen (Amsterdam en Gent) wordt dus nagedacht over een wisselleerstoel: gedurende een semester, zo is het plan, is een taal- of letterkundige, cultuur- of vertaalwetenschapper, een geschiedkundige gevestigd in Zuid-Afrika (wellicht de Universiteit van die Wes-Kaapland). Hij of zij zal elders in Zuid-Afrika lezingen aanbieden, uiteraard in overleg met en met aandacht voor het onderwijsaanbod van de respectievelijke departementen. Het onderwijsaanbod wordt nadrukkelijk afgestemd op specifieke invalshoeken die Zuid-Afrikaanse collega’s in het universitair onderwijs hanteren. De gesprekken zijn gaande en ik heb goede hoop dat het plan leidt tot een realisatie. Misschien overwegen we wel een interuniversitair initiatief met partners in de Lage Landen en in Zuid-Afrika. Ik kijk uit naar de officiële reactie van de Taalunie. Intussen wordt ook aan universiteiten gesproken over een gezamenlijk initiatief. Later méér dus.
MM: Jy is ook aan Unisa en die Universiteit Stellenbosch se departement Afrikaans en Nederlands verbonde: In watter hoedanigheid? Wat is jou “pligte” of bydrae/navorsingsveld in hierdie opsig?
YT: In 2019 (juli) en 2020 (januari) mocht ik een maand als gastonderzoeker en mentor verblijven in Pretoria. Dr. Alwyn Roux heeft met succes een postdoctoraal onderzoeksproject voorbereid dat door de onderzoeksraad van Unisa is goedgekeurd (VisionKeeper-program). Overigens het eerste veelomvattende project van Unisa op het gebied van de geesteswetenschappen. Het project is gericht op de studie van de verbeelding van Afrika in Breyten Breytenbachs lyriek sinds 1984 (verzameld in de auteurseditie Die singende hand). Dankzij de kennis en de ondernemingszin van mijn jonge collega ben ik sindsdien betrokken bij het departement Afrikaans en Algemene Literatuurwetenskap van Unisa (Universiteit van Suid-Afrika). De postdoc-onderzoeker is twee keer gedurende zes weken te gast in Gent. De samenwerking wordt aangewend om gesprekken te voeren over de onderzoekcasus, methodologische en theoretische uitgangspunten, de bespreking van onderzoeksresultaten. Uit de dialoog ontstaan weer nieuwe plannen, bijvoorbeeld voor een poëzieanthologie (in samenspraak met Breytenbach) met Afrika-gedichten. Eind dit kalenderjaar denken we aan een symposium in het Gorée-instituut. Intussen is een eerste wetenschappelijk artikel voorgelegd voor peer review en inmiddels aanvaard voor publicatie: over de geschiedenis van het Gorée-instituut (Senegal) en de rol van Breytenbach bij het tot stand komen van het pan-Afrikaans initiatief.
MM: Jy woon gereeld literatuurfeeste in Suid-Afrika by en tree daar op. Watter bydrae, na jou mening, lewer hierdie feeste tot die bevordering van Afrikaans?
YT: Ik houd ervan elk jaar in Wellington (Breytenbachsentrum) Tuin van Digters bij te wonen. Bij die gelegenheid ontmoet ik collega’s en schrijvers en blijf op de hoogte van nieuwe literaire uitgaven. Via Theo Kemp word ik geïnformeerd over het schrijversresidentieproject in Somerset-Oos (waar Rachida Lamrabet en Miriam Van hee te gast waren). Ik was wel eens te gast tijdens het Vrystaatse Kunstefees in Bloemfontein. Meestal in samenspraak met en op voorstel van Daniel Hugo voer ik bij mijn passages in Wellington publieke gesprekken, bijvoorbeeld over de leerstoel Zuid-Afrika in Gent of over de kritische ontvangst van Breytenbachs werk (en anderen) in de Lage Landen. Ik was nog niet te gast op het bekende Woordfees in Stellenbosch. Ik ben blij dat Daniel Hugo’s vertalingen (van onder anderen Benno Barnard, Tom Lanoye en Stefan Hertmans) daar worden gepresenteerd (in aanwezigheid van de schrijvers). Elders trad Hugo in gesprek met Adriaan van Dis (Ek kom terug) en Dimitri Verhulst (Die helaasheid van die dinge), respectievelijk op uitnodiging van SASNEV en het Vrystaatse Kunstefees. In Zuid-Afrika worden talrijke kunst- en literatuurfestivals georganiseerd, die bevorderlijk zijn voor het gesprek over literatuur en cultuur. Het is voor de promotie van de taal, de Afrikaanse literatuur in het bijzonder, van belang dat dergelijke initiatieven worden genomen. Geraldine Rymenants, als Vlaams Regeringsafgevaardigde in beheer van de portefeuille cultuur, speelt een cruciale rol inzake de promotie van Vlaamse cultuur in zuidelijk Afrika. We overleggen over Vlaamse schrijvers die voor de festivals kunnen worden uitgenodigd.
MM: Dit beteken mos dat jy ’n toekoms vir Afrikaans as vakgebied en as voer- en onderrig- en skryf/vertaal-taal sien? Dit terwyl baie Suid-Afrikaners Afrikaans as taal al afgeskryf het en dit ’n gedoemde en/of gestigmatiseerde taal noem? Jou kommentaar hierop, asb.
YT: Ik zie beslist een toekomst voor het Afrikaans als cultuurtaal. Zolang studenten de kans krijgen aan de universiteiten in ZA Afrikaanse taal- en letterkunde te studeren (er is en blijft belangstelling), zijn het onderzoek naar het Afrikaans en het academisch onderwijs over de Afrikaanse letteren gegarandeerd. Het is precies daarom dat universiteitsbesturen moeten blijven investeren in het Afrikaans als onderricht- en wetenschapstaal: Afrikaans is de derde taal in ZA en de moedertaal van overwegend bruin mense. De literatuur is zoals gezegd vitaal, met bijvoorbeeld op het gebied van de dichtkunst de afgelopen tien jaar een resem interessante stemmen. Internationaal worden (Afrikaans schrijvende) Zuid-Afrikaanse auteurs gewaardeerd. Niet alleen de generatie Breytenbach, Brink, Krog, Van Heerden en Van Niekerk. Jongere schrijvers, onder wie Willem Anker, Pieter Odendaal, Jolyn Phillips en Bibi Slippers, krijgen in de Lage Landen een podium. Over hun werk, en dat van vele anderen, wordt gedoceerd aan de universiteiten in Nederland en Vlaanderen. In 2020 (oktober-november) is Antjie Krog aangesteld als gastauteur (“Writer in Residence”) van de UGent. Ik geloof kortom vanuit mijn positie als “binnenwaartse buitenstaander” in de toekomst van het Afrikaans. De initiatieven in Europa, met het Gents Centrum als een van internationale en coördinerende samenwerkingsplatforms, zijn niet zozeer gericht op het museaal conserveren van het Afrikaans of het bevredigen van een ongepast exotisme, maar op het bevorderen van de studie van en kennis over de taal (in haar meertalige Zuid-Afrikaanse context).
MM: Wat is dit van Afrikaans wat jou die meeste fassineer/interesseer?
YT: Naast de literatuur vooral de mensen. Afgezien van de universitaire collega’s heb ik intussen vele vrienden en kennissen in Zuid-Afrika. De taalverwantschap tussen Afrikaans en Nederlands maakt het mogelijk dat we allen in de eigen moedertaal, dus met zin voor nuances en gevoeligheden, met elkaar kunnen praten. Het feit dat ik tienduizend kilometer van Gent in het Nederlands colleges en lezingen kan aanbieden voor belangstellende studenten en publiek, is wonderlijk. Ik spreek over de cultuurtransmissies van teksten tussen Afrikaans en Nederlands. Niet alleen in Gent, maar dus ook in Stellenbosch en Pretoria. Het omgekeerde geldt voor Afrikaans sprekenden in de Lage Landen: collega’s kunnen probleemloos in het Afrikaans hun onderzoeksresultaten rapporteren op colloquia en in workshops.
MM: Jou publikasie Rakelings (2017): Hoe kan hierdie lywige werk kortliks opgesom word, asb?
YT: Rakelings is een gelegenheidsuitgave, verzorgd door de Antwerpse uitgeverij W∞lf en gefinancierd door het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (UGent). Het boek is verschenen ter gelegenheid van de oprichting van de Gentse leerstoel Zuid-Afrika (2017, tweede druk: 2018). De bundel presenteert naast twee uitvoerige artikelen korte opstellen (veelal voorgepubliceerd op Versindaba en LitNet, blogs en internetsites waaraan ik geregeld meewerk), meestal aanzetten voor onderzoek, waarin de focus ligt op literaire en algemeen-culturele interacties tussen Afrikaans en Nederlands. Ik bepleit al langer een literatuurgeschiedschrijving waarin raakvlakken tussen schrijvers, teksten en literaire tendensen of discoursen in Zuid-Afrika en de Lage Landen centraal staan. In casu cultuur- en teksttransmissies in een laterale transnationale, of liever gezegd: een veeltalige, context. Voor een relatief jonge letterkunde, zoals de Afrikaanstalige, kan dat onderzoek idealiter door academici in ZA, Nederland en België worden ondernomen. Met aandacht voor tekstbewegingen, dialogen en interacties, wisselwerkingen en netwerken, maar ook voor misverstanden en verwijderingen.
In Verbintenis en venster. Die Nederlandstalige letterkunde van aanvang tot hede – ’n literatuurgeskiedenis in Afrikaans (H.P. van Coller (red.), Van Schaik Uitgewers, 2019) – de recent verschenen tweedelige literatuurgeschiedenis van het Nederlands in Afrikaanse vertaling (met vijfenveertig schrijverslemma’s) – ontbreekt bijvoorbeeld een lemma over Gerrit Komrij. Ten behoeve van Zuid-Afrikaanse studenten en docenten is het ontbreken van Komrij als brugfiguur tussen Nederland en de Afrikaanse taalgemeenschap zonder meer een lacune. Het mag voor studenten, docenten en andere belangstellenden van belang zijn dat een overzicht van de Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen tot vandaag beschikbaar is in andere talen, zoals nu in het Afrikaans, toch is de lectuur onbevredigend (https://www.litnet.co.za/onstuimig-knetteren-nederlandse-letteren-onder-het-zuiderkruis/ en https://www.ingentaconnect.com/contentone/aup/in/2020/00000058/00000001/art00005). Wat de aandacht voor Zuid-Afrika in Vlaanderen (jaren vijftig en zestig) betreft, bijvoorbeeld de betekenis van André Demedts als intermediërende actor, of de rol van vertalers, redacteurs en uitgeverijen die de Nederlandse literatuur (al dan niet in vertaling) hebben gepromoot in Zuid-Afrika, blijft de lezer volkomen in het ongewisse. Ik zit eerlijk gezegd te wachten op een geschiedenisboek over Nederlandse literatuur in contact met het Afrikaans en Zuid-Afrika. Vertalingen in het Afrikaans van Nederlandstalige literatuur kunnen een interessanter uitgangspunt zijn voor het doelpubliek. De Afrikaans-Nederlandstalige literatuurgeschiedenis die ik op het oog heb, is gericht op tweerichtingsverkeer en het historisch parcours van “cultuuroverdracht”. Het is kortom tijd voor een nieuw en meer ambitieus literatuur-historiografisch project, in samenspraak met collega’s in Zuid-Afrika en de Lage Landen.
Ik juich dan ook ten zeerste het initiatief toe van Alwyn Roux, die een online studiegroep Afrikaans en Nederlands heeft geïnitieerd. Ik publiceer binnenkort een uitvoeriger essay over de nieuwe onderzoeksperspectieven. Met de steun van Breyten Breytenbach op Versindaba is het platform alvast onder een gunstig gesternte gestart.