Yves T’Sjoen, kopiereg Hilde Christiaens, UGent
“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – E du Perron
Op Versindaba verschijnen onregelmatig ‘Cahiers van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Afrikaans en Nederlands deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt in het fonds van Naledi en uitgever Johan Coetzee, biedt een neerslag van velerlei leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Afrikaanse letteren. Dank aan Marlies Taljard voor de gelegenheid.
#1 Het Poëziecentrum in Gent bezit een rijkdom aan dichtbundels die (nog tijdelijk) in de leeszaal van Het Toreken op de Vrijdagmarkt kunnen worden geraadpleegd. Sinds 1998 herbergt het centrum zoals al evenzeer bekend – ik laat niet na het altijd weer te vermelden – de collectie Ernst van Heerden, de grootste poëzieverzameling in Afrikaans buiten Zuid-Afrika (https://www.poeziecentrum.be/collectie/zuid-afrikaanse-po%C3%ABzie-de-collectie-ernst-van-heerden). Ook de jaarboeken van Poetry International kunnen er worden geconsulteerd, met de gedichten die tijdens het festival zijn naar voren gebracht. Heel veel Breyten Breytenbach, vanaf de (tweede) editie van Poetry in 1971, maar ook van andere Zuid-Afrikaanse dichters: Ronelda Kamfer, Antjie Krog, Mazise Kunene, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, Mongane Wally Serote en Gert Vlok Nel. Over de faciliterende en organiserende rol van Breytenbach valt in de jaarboeken veel op te tekenen. Zoals die keer in 1972 toen hij de manifestatie Protest in Poëzie op het getouw zette, met Mahmoed Darwish, Masize Kunene en Wole Soyinka. Darwish is een goede vriend geworden. In de collectie van het Rijksmuseum (Amsterdam) vond ik een prachtige foto van Breytenbach en Darwish op Poetry (https://www.rijksmuseum.nl/en/collection/NG-2011-18-34-35, copyright Vincent Samuel Mentzel). Naar aanleiding van het overlijden van Darwish in 2008 heeft Breytenbach een doordringende gedichtenreeks gepubliceerd: Voice Over. A Nomadic Conversation with Mahmoud Darwish (2010). Kunene was twee keer te gast in Rotterdam. In 1972 en ook in 1979 gaf hij acte de présence op uitnodiging van de festivalorganisatie, met directeur Martin Mooij en initiatiefnemer Adriaan van der Staay van de Rotterdamse Kunststichting. Breytenbach was verder nauw betrokken bij Poetry on the Road en zetelde in een adviescomité dat uit internationaal gerenommeerde dichters bestond, met Yehuda Amichai, Remco Campert, Lars Gustafsson, Seamus Heaney, Miroslav Holub, Makoto Ōoka, Edoardo Sanguineti, Bert Schierbeek en Leo Vroman. Vermeldenswaard is voorts Breytenbachs betrokkenheid bij Dichters uit Afrika en de rest van de wereld (Poetry on the Road, juni 1991), de gedichten in Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry International 1970-1984 (red. Remco Campert, Jan Eijkelboom, Joke Gerritsen en Martin Mooij, Manteau, Amsterdam, 1984) en enkele jaren eerder zijn lidmaatschap van de Advisory Board van DAM. Poetry International Documents. De eerste boekuitgave stond onder de redactie van Laurens Vancrevel (Laurens van Krevelen), Martin Mooij en Adriaan van der Staay. Naast Breytenbach zetelden ook C. Buddingh’, Hans Magnus Enzensberger, Seamus Heaney, Octavio Paz, Vasko Popa en Edoardo Sanguineti in de raad. Drie gevangenisgedichten van Breytenbach zijn in de pilooteditie van DAM opgenomen in een vertaling van Anthony Akerman. Zoals bekend verbleef de schrijver van 1975 tot 1982 in de gevangenis. Poetry International was voor, tijdens én na de “tronkjare” altijd een vrijhaven voor Breytenbach in de Lage Landen en bood ondersteuning in de periode van fysieke afwezigheid. Het Eregeld is hem in 1981 toegekend, in het jaar dat zijn naam een tweede keer prijkte op het omslag van DAM (vol 1 nr. 2, zomer 1981, red. Martin Mooij en Adriaan van der Staay). Inmiddels kon ik alle gedichten verzamelen die Breytenbach voorlas op het festival. Heel bijzonder in dat bibliografische overzicht is de vertaalworkshop van 1996, toen de poëzie van Breytenbach in het centrum van de belangstelling stond (eerder al Hugo Claus en vele anderen). Meerdere internationale dichters – géén professionele vertalers – waagden zich aan de vertaling. Breytenbach was jarenlang – in 1971, 1972 en 1974 en vele keren na de gevangenistijd – een graag geziene gast in Rotterdam. Over de creatieve bijdragen van Breytenbach in Rotterdam schrijf ik later. Binnenkort breng ik op Voertaal een hommage aan Ampie Coetzee, wiens open brief aan Breyten Breytenbach – het voorwoord in de anthologie Die hand vol vere (1995) – is opgenomen in de brochure van Poetry International (1996) in een vertaling van Robert Dorsman.
#2 Charl-Pierre Naudé was één keer te gast in Rotterdam (op het 31e Poetry International Festival). Op dat ogenblik had hij één dichtbundel uitgegeven: die nomadiese oomblik (1995). In Zuid-Afrika is het “veelzijdige” debuut lovend onthaald, zo vermeldt Robert Dorsman in de catalogus van Poetry. Er wordt ook gememoreerd dat Komrij in zijn bloemlezing De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten (1999) maar liefst acht teksten heeft opgenomen uit die bundel. In de introductie van Naudé’s dichterschap wordt de bezoeker geattendeerd op affiniteiten met een plejade van Zuid-Afrikaanse schrijvers, gaande van Peter Blum, Breyten Breytenbach, T.T. Cloete tot Wilma Stockenström en Gert Vlok Nel. Die laatste was twee keer te gast op Poetry. Over de relaties van Naudé in de Lage Landen, vooral het “E-POS II”-project van Veerle Rooms en Willem Persoon, en de samenwerking met Gabeba Baderoon en Peter Holvoet-Hanssen schreef ik elders uitgebreid.
#3 Dealersdochter, de jongste roman van Astrid H. Roemer, is de voorbije weken lovend onthaald in de Lage Landen. In De Standaard der Letteren is sprake van een “nieuwe, zinderende roman”, “ijzersterke en knisperend fris geschreven roman” (Maria Vlaar), in de Volkskrant wordt gewag gemaakt van “intrigerend”. Ook in andere kranten en op internetsites wordt in superlatieven gesproken. In 2016 ontving de Surinaamse auteur de P.C. Hooftprijs, vijf jaar later de Prijs der Nederlandse Letteren. Destijds mocht ik voorzitter zijn van de jury die het snel unaniem eens was over de laureaat. Vooral die meest prestigieuze onderscheiding is fel gecontesteerd. Roemer deed bepaalde politieke uitspraken over de Surinaamse oud-president Desi Bouterse en diens rol in het proces van dekolonisering van Suriname. Dat hij daarvoor zelfs een standbeeld moet krijgen, liet ze zich ontvallen op sociale media. Overigens deed ze diezelfde uitspraken al veel eerder. Bijgevolg is de schrijfster niet uitgenodigd in het Koninklijk Paleis in Brussel om er namens de jury en de organiserende Taalunie en Literatuur Vlaanderen de Prijs in ontvangst te nemen. In een reactie op de recensie van Bo van Houwelingen in de Volkskrant verwijst zij naar de commotie: het feit dat een schrijver geen politieke uitspraken zou mogen doen (quod non). Wat vooral opmerkelijk is, zijn de uitlatingen van Roemer over de trouwens lovende boekbespreking in de Nederlandse krant. Naar aanleiding van haar lectuur van Sarnami, hai/Suriname, ik ben van de Surinaams-Nederlandse Bea Vianen reageert Roemer in De Nederlandse Boekengids. De literaire weblog Tzum spreekt over een “ontstemde” Roemer. Op de site met een citaat uit Roemers tekst staat de link naar de ‘rechtzetting’ (https://www.tzum.info/2023/04/nieuws-astrid-roemer-ontstemd-over-recensie-van-bo-van-houwelingen-over-dealersdochter/). Het komt wel vaker voor: een auteur die op het publieke forum reageert op het in de openbaarheid gebrachte verslag van een particuliere leeservaring. Vooral één passage stuitte Romer tegen de borst: de Nederlandse recensent kan zich niet inbeelden dat iedere Surinamer ernaar verlangt het moederland te verlaten. En ook de opmerking van Van Houwelingen dat Roemer sinds de jaren tachtig, sedert de commerciële doorbraak in Nederland met Over de gekte van een vrouw (1982), nog maar weinig zou hebben gepubliceerd. Dat laatste moet ik tegenspreken. In een college over Roemer doe ik dat ook. Ik verbaas er mij in dit licht vooral over hoe een auteur een roman niet voor zich kan laten spreken en een recensie over een ander boek (Vianen) gebruikt om te reageren. Er valt een literatuurgeschiedenis te schrijven met aandacht voor dergelijke reacties of demarches. Ik kan er met mijn hoofd niet bij: hoe auteurs – tot daar aan toe – maar ook redacteurs, uitgevers, vertalers en andere literaire agenten niét het boek laten spreken, maar een quasi-dwangmatige behoefte voelen gelijk te halen, en dan maar gal te spuwen, terecht te wijzen, aanmerkingen te formuleren bij ocharme een bespreking van een roman of een dichtbundel. Het gezegde over wie zich in de eigen voet schiet is genoegzaam bekend.
Gent, 11 april 2023
Ek stel veral belang in die bundel gedigte, getiteld “Dichters uit Afrika en de rest van de wereld” (1991), Yves. Ek sal beslis die kopie opsoek wanneer ek weer in Gent te lande kom.
‘n Pragtige foto van Magmoed Darwiesj en Breyten Breytenbach. Ek gaan “Cahier van een lezer” met groot belangstelling volg.