Yves T’Sjoen, kopiereg Hilde Christiaens, UGent
“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – du Perron
Versindaba publiceert onregelmatig het ‘Cahier van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Afrikaans en Nederlands deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt bij Naledi, is een neerslag van leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Afrikaanse letteren.
#5 Antjie Krog ontvangt voor de magistrale dichtbundel Plunder (2022), resultaat van een overweldigende tour de force in de hedendaagse Afrikaanse poëzie en een zoveelste blijk van uitzonderlijk meesterschap, volkomen terecht de driejaarlijkse Hertzogprys. Krog is een stem die steeds weer prikkelt, rigide structuren omverblaast, die morele, seksuele, politieke en andere denkpatronen bevraagt en in één beweging ook nog eens de taal verrijkt. In 1990 voor Lady Anne en in 2016 voor Mede-wete kreeg de auteur al eerder deze bijzondere literaire onderscheiding. De bundel is door Karen Press vertaald in het Engels, door Robert Dorsman en Jan van der Haar in het Nederlands (Plundering, Podium, Amsterdam). Breyten Breytenbach is drie keer verkozen tot laureaat van de Hertzogprijs, voor respectievelijk (‘YK’) (1984, geweigerd), Oorblyfsels: ‘n Roudig en Papierblom (1999) en Die windvanger (2000). Breytenbach had ook voor Op weg na kû (2019) de onderscheiding moeten ontvangen. Nu behoort ook Krog met drie Hertzogprijzen tot de meest bekroonde dichters in Zuid-Afrika (en bij uitbreiding in Europa). Krog wordt al langer gerekend tot de “fine fleur”, of dus het pantheon, van de Afrikaanse dichtkunst. Decennialang, net als Breytenbach. Dat is dus een evenaring van het aantal Hertzogonderscheidingen voor N.P. Van Wyk Louw en méér dan het palmares van T.T. Cloete, D.J. Opperman, en helemaal in het begin van de prijstoekenningen Totius en A.G. Visser. Het is uitzonderlijk dat een klein taalgebied exceptionele dichtwerk van wereldformaat voortbrengt. Het dichterlijke oeuvre van Breytenbach en Krog, bij uitbreiding het werk van Marlene van Niekerk (Hertzogprys 2014 voor Kaar), functioneert in een transnationaal domein: niet alleen in het Nederlandse taalgebied, ook in het Duits, Engels, Frans, Pools, Spaans en andere talen. Een vergelijkende studie naar de beeldvorming van deze groten van de Afrikaanse lyriek zal nog méér in het licht stellen hoezeer deze dichtkunst de beperking van een kleine literatuur ontstijgt en in hoeverre deze schrijvers moeten worden gerekend tot de contemporaine World Republic of Letters. Later in dit Cahier van een lezer komt het werk van Van Niekerk aan bod. Van Niekerk bekleedt vanaf september tot december 2023 het ambt van Leerstoelhouder Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij aan de Universiteit Gent.
Ik noteerde het al eerder. De jury van de Hertzogprys had feitelijk geen keuze. Plunder is niet alleen wat mij betreft een memorabel moment in de eigentijdse Afrikaanse literatuur en een nieuw hoogtepunt in de lyriek van Antjie Krog. De genese van het werk moet in transnationaal perspectief worden gezien, wat wellicht de meeste Zuid-Afrikaanse lezers ontgaat. Vooral omdat in het colofon van het boek geen melding wordt gemaakt van een inspirerende samenwerking en artistieke gedachtewisseling. Ook het ideologische discours dat ten grondslag ligt aan Plunder, was onderwerp van gesprekken. Vooral in een confrontatie met kunstwerken van de Belgische beeldend kunstenaar Berlinde De Bruyckere is het dichtwerk tot stand gekomen. Gedichten in Plunder zijn afgedrukt in de kunstenaarscatalogus Ekphrasis|Plunder (2022) bij de expositie van De Bruyckeres werk in Montpellier (https://www.copyrightbookshop.be/shop/berlinde-de-bruyckere-piller-ekphrasis/). Ik schreef over de Zuid-Afrikaans-Vlaamse artistieke “correspondance” op Voertaal een uitgebreid essay: https://voertaal.nu/plunder-artistieke-samenwerking-tussen-berlinde-de-bruyckere-en-antjie-krog-antjie-krog-notitie-1/. Hierin belicht ik Krogs schrijfresidentie aan de Universiteit Gent (oktober-november 2021) en de vermelde catalogus met reproducties van De Bruyckeres figuren (beeldende kunstproductie 1999-2022) en met Krogs gedichten, met als mantra vele onthutsende variaties op het thema van de plundering. Ook elders breng ik het belang van Krogs bundel onder de aandacht (zie tekstfragment #8). Op uitnodiging van het Zuid-Afrikahuis (Amsterdam) mocht ik met de auteur en haar vertalers Dorsman en Van der Haar een vraaggesprek voeren (https://www.zuidafrikahuis.nl/product/antjie-krog-plundering/). Zuid-Afrikaanse critici hadden het goed ingeschat en lieten het mij vooraf weten: de Hertzogprys 2023 kon alleen te beurt vallen aan de discursieve pletwals, ook deze lezer van zijn sokken blazend, die Plunder heet.
#6 In het weekblad HUMO antwoordt de jonge Vlaamse schrijfster en beeldend kunstenaar Lies van Gasse (1983, website https://www.liesvangasse.be/) op de vraag “Wie verdient volgens u de volgende Nobelprijs Literatuur?”: “Breyten Breytenbach”. De titel boven het artikel is ‘HET LEZEN ZOALS HET IS. Lies Van Gasse: “Breytenbach”’ (Bart van der Straeten, HUMO, 7 november 2022). Ook bij jonge Nederlandstalige auteurs krijgt Breytenbachs poëzie ‘aanklank’.
#7 In tekstfragment #1 van dit Cahier spreek ik over Breytenbachs optredens op uitnodiging van Poetry International in Rotterdam. In 1971 maakte hij er zijn debuut. Vorig jaar publiceerde de Nederlandse dichter, essayist en prozaïst Willem Jan Otten de beschouwende bundel Wil je mij poëzie leren? (Van Oorschot, Amsterdam). Het opstel met de titel ‘Een gedicht vinden’ (pp. 12-13) begint met een herinnering aan Ottens bezoek aan Poetry International. Hij memoreert de editie van 1971, dus niet de eerste van 1970, meer specifiek de voordracht van Breytenbach.
Ze hebben me een paar jaar geleden gevraagd om me één gedicht te herinneren van de vele honderden die ik op de Poetry Internationals van m’n leven heb gehoord (de eerste keer was in 1970 of 1971, ik was achttien of negentien, mij staan Yannis Ritsos en Breyten Breytenbach bij, de eerste met een gedicht waarin een moeder van haar naakte zoon, een ter dood veroordeelde Griekse verzetsman, ziet dat hij stevige ballen heeft, als in kloten; van de tweede herinner ik me de gouden Shakespeare-ring in een oor), enfin, van al die in het geheugen gewaaide dichters en gedichten drong zich ogenblikkelijk één gedichtje over poolnacht op IJsland aan me op, godweetwaarom.
Ik kom bij Willem Jan Otten terecht, omdat hij voor het tijdschrift Tirade (jaargang 34, 1990) een zeldzaam interview met Elisabeth Eybers voerde (‘Liefde herken je aan het afscheid’, https://www.dbnl.org/tekst/_tir001199001_01/_tir001199001_01_0001.php), samen met de schrijver Tomas Lieske. Ter gelegenheid van het overlijden van Eybers op 1 december 2007 publiceerde hij in datzelfde blad een in memoriam-gedicht (https://www.vanoorschot.nl/dbnl/willem-jan-ottenbij-de-dood-van-elisabeth-eybers/). Johan Sonnenschein leverde een bijdrage getiteld ‘Welke schellen van wiens ogen? Willem Jan Ottens afstandelijke verbinding met Elisabeth Eybers’ (https://orbi.uliege.be/bitstream/2268/225654/1/Otten.Liter.pdf). Over Eybers in het werk van Anneke Brassinga, in de essaybundel Grondstoffen (2015), schrijf ik in een volgende aflevering van het Cahier van een lezer. Op de brug tussen Afrikaans en Nederlands valt veel op te tekenen.
#8 Bijna twee weken geleden, op zondag 9 april, verscheen een nieuwsbrief van Turksvy, het feministisch project van de academica Bibi Burger en de schrijfster Azille Coetzee dat wordt betoelaagd door L.W. Hiemstra Trust, de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns en de Afrikaanse Taalraad. Bij deze gelegenheid stelde Ingrid Winterbach een foto-essay samen voorzien van eigen schilderwerk (Dora (1), 2022 & Dora (2), 2021) en verder met (verwijzingen naar) kunstwerken van Gustave Courbet (het iconografische L’Origine du monde, 1886) en Marlene Dumas (Immaculate, 2003). In den beginne was er niet het woord, zoals we in het boek Genesis van de Bijbel lezen, maar de poes. Zij is immers de bron van alle leven. Een soortgelijk initiatief is een tweetal jaar geleden genomen in de Lage Landen. Het schrijverscollectief Fixdit tracht de eenzijdige masculiene kijk op Nederlandse en Vlaamse literatuurgeschiedenis te corrigeren. De (overwegend mannelijke) canon wordt vooral aangevuld door vrouwelijke auteurs (volgens het collectief beter aan te duiden als “schrijvende mensen”) aandacht te geven en daarbij niet langer te opteren voor gender-identitaire labels. Over schrijvers wordt doorgaans niet gezegd dat zij mannelijk zijn, over vrouwen altijd weer. Fixdit publiceerde daarover in het najaar van 2022 het feministische manifest Optimistische woede. Fiks het seksisme in de literatuur (zie Ingrid Glorie op Voertaal: https://voertaal.nu/vrouwelijke-auteurs-noemen-zichzelf-liever-schrijvende-mensen/). Ik lees intussen in Kleur komt nooit alleen van Antjie Krog (vertaling Robert Dorsman, Podium, Amsterdam, 2002), met op het voorplat van de tweetalige uitgave een reproductie van Schaammeisje (1991) van Marlene Dumas, en blijf haperen aan de volgende regel in ‘Klaaglied’: “’n baba tot turksvymoes in ’n vysel gekap” (“een baby wordt als in een vijzel tot pulp vermalen”). Indien ik abstractie maak van de morbide metafoor in Krogs gedicht, een confronterend beeld van kindermoord en destructief geweld, gaat het mij hier over de uitdrukking “tot turksvymoes” malen. In het algemeen dus over deconstrueren of dus ondermijnen. Dat is precies wat Winterbach doet in haar essay. Komaf maken met, in een vijzel platdrukken, van patriarchale of beter fallocentrische lezingen van de wereld. Niet alleen Krog stelt in haar werk patriarchale structuren en stereotyperingen van de vrouw ter discussie. Naar aanleiding van de (post)menopauzale gedichten in Verweerskrif (2006), in het Nederlands door Dorsman vertaald als Lijfkreet, en méér teksten over de veroudering van het vrouwelijk lichaam in Plunder (2022) publiceerde ik in mijn uitbreidende reeks met ‘Antjie Krog notities’ deze bijdrage op Voertaal: https://voertaal.nu/de-politiek-van-het-lichaam-antjie-krog-notitie-2/. Afleveringen 3 en 4 worden de komende weken online geplaatst op Voertaal en LitNet. Binnenkort verschijnt een grondig bewerkte versie van het Voertaal-opstel in Rekto:Verso. Tijdschrift voor Cultuur en Kritiek, een kwartaalblad in de Lage Landen dat wordt gedrukt en verspreid in een oplage van achtduizend exemplaren.
Winterbach: “Kom nou dokter, sê ek, genoeg hiervan, genoeg van praatjies maak, alle grappies op ’n stokkie, gee daai FALLUS soos ’n aflosstokkie aan. Ek kan nie wág nie”.