Cahier van een lezer [12]
“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – du Perron
Versindaba publiceert onregelmatig het ‘Cahier van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt bij Naledi, is een neerslag van leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Zuid-Afrikaanse letteren.
#19
‘BI PIETERSE’. De Reinaert in vrije en berijmde vertaling in Afrikaans*
Van den Vos Reynaerde, het middeleeuwse dierenepos dat omstreeks de jaren zeventig van de dertiende eeuw is geschreven door “Willem die Madoc(ke) maecte” (zie het acrostichon “BIWILLEME”, volgens het Dyckse handschrift, ca. 1375), heeft een jarenlange tekstgeschiedenis in het Afrikaans. In deze beschouwing verwijs ik naar de Middelnederlandse tekst als de Reinaert.
Professor-emeritus Heinrich Ohlhoff (Universiteit Pretoria) schreef de inleiding bij Reinaard die vos (Protea Boekhuis, Pretoria, 2023, pp. 7-47). In een promotietekst voor Oorgange en voortgange. ’n Huldigingsbundel vir Prof C.H.F. Ohlhoff (red. Hein Willemse) wordt de academicus gekenschetst als “’n gerekende kenner van die Afrikaanse poësie, maar ook ewe tuis op die terreine van die Afrikaanse taalkunde, Algemene Literatuurwetenskap, Goties en Kultuurteorie. As filoloog het sy navorsing gekonsentreer op Middeleeuse Europese kultuur, Renaissance studie en sewentiende-eeuse Nederlandse letterkunde. Hy is op al hierdie vakterreine ‘n wandelende ensiklopedie” (Van Schaik, Pretoria, 2013).
Ohlhoff over de Reinaert in Afrikaans
Naast aspecten zoals “lees-, skryf- en manuskripkultuur”, “overlewering van die Reinaard”, “sosiohistoriese konteks”, “maatskaplike verhoudings” en “regspleging en die Reinaard” belicht Ohlhoff ook kort Afrikaanse tekstbewerkingen. Naast D.J. Oppermans ‘Vloervelletjie’ in Dolosse (1963) worden vermeld: de vrije bewerking door Eitemal (1981) en diens keuze voor “verinheemsing” van de Reinaert (naar een term van Venuti, 2008), C. de Jongs “letterlike, rymende vertaling” (p. 8) en de Afrikaanse vertaling van Reinaart de vos. De felle met de rode baard (auteur Henri van Daele, vert. Daniel Hugo, 2013).
In de afsluitende passage van Ohlhoffs heldere synthese van de recente Reynaert-studie wordt naast Oppermans ‘Vloervelletjie’ ook “sy groots opgesette ‘Brandaan’-reeks in Engel uit die klip (1950)” vermeld. Met verwijzing naar wetenschappelijk onderzoek, onder meer door Stander en Bosman (2018), worden raakpunten geduid “tussen die regsbeoefening in die dertiende-eeuse Vlaandere en die Reinaard enersyds en Suid-Afrikaanse regsbeginsels en -praktyke andersyds” (p. 44). De mediëvist Ohlhoff ziet op socio-politiek en dus ook op juridisch vlak wel méér overeenkomsten tussen de Middelnederlandse tekst en “die moderne Suid-Afrikaanse samelewing”: “Korrupsie, magsmisbruik en vetes tussen (potensiële) maghebbers en binne regeringsinstellings is nie vreemd aan die Suid-Afrikaanse politiek en ekonomie nie en daar is ook hedendaagse Reinaards (sonder sy slinksheid, sluheid en selfs skurkagtigheid) wat as ‘fluitjieblasers’ wandade ontmasker” (p. 44). Wat de resonanties van de Reinaert betreft op literair gebied refereert hij terloops aan schrijvers onder wie de Sestigers (zoals André P. Brink), die vanuit hun maatschappelijk engagement romans en poëzie schreven die kritiek leverden op het apartheidsbewind of op “wandade tydens die Grensoorlog”. De vraag kan worden gesteld wat hier onder resonantie wordt begrepen: geen intertekstuele verwijzing dus maar blijkbaar een soortgelijke sociaal-kritische houding van de auteur ten opzichte van de maatschappelijke actualiteit. Verder noemt Ohlhoff Zuid-Afrikaanse schrijvers die net als de middeleeuwse Willem gebruik maken van “ironie, parodie en satire […] om literêre hebbelikhede en sosiale en politieke misstande te openbaar”: A.G. Visser, Adam Small, D.J. Opperman, M.M. Walters en Johan Myburg. De namenlijst komt voor als nogal arbitrair. Het is mij niet zo duidelijk in hoeverre vergelijkbare stijlkenmerken, zoals gebruik van ironie en satire, ertoe bijdragen dat schrijvers op een manier schatplichtig moeten worden genoemd aan of in een bijdrage over de doorwerking van de Reinaert dienen te worden vermeld. Het is maar een kleine kritische terzijde bij een verhandeling die ik als niet-mediëvist vooral met interesse heb gelezen.
In de reeks met Reinaert-vertalingen en -bewerkingen in het Afrikaans moet ook de vrije en berijmde vertaling door de dichter, vertaler en academicus H.J. Pieterse (thans Universiteit van die Vrystaat) worden gerekend. Pieterse koesterde naar eigen zeggen al in 1983 het verlangen een vertaling te maken van de Reinaert. Hij kreeg op de universiteit colleges historische letterkunde van Heinrich Ohlhoff, die met de studenten fragmenten uit het epos besprak. Daar is het vuur aangewakkerd voor een vertaling. Dat de leermeester-emeritus nu ook de bewerking inleidt, kan zonder meer worden beschouwd als een surplus voor de boekuitgave. Ohlhoffs geleerde beschouwing levert voor de belangstellende Zuid-Afrikaanse lezer een interessante literatuurhistorische context en vooral ook een toegang tot de tekst.
’n Vrye vertaling: vertaal en berym
In een ‘Vertalersnota’ (pp. 49-53) geeft de vertaler de lezer inzage in het gevolgde vertaalprocedé. Voor zijn hertaling is de brontekst van de Reinaert in het Comburgse handschrift (ca. 1400) als basistekst gebruikt (in de teksteditie Reinaard door O.J.E. Burm en H.J.J.M. van der Merwe, 1973/1978). Pieterse licht toe dat het vertaalproject in 2020 startte met een regel-per-regel vertaling (een letterlijke omzetting). Vervolgens werkte hij aan een berijming van die vertaling, niet met als bedoeling de 3469 gepaard rijmende regels naar volrijm om te zetten. Hij koos er naar eigen zeggen voor meerdere halfrijmen in eindrijmpositie aan te brengen. In de bewerking van de tekst overwoog hij vervolgens “ritmies-metriese kwessies” en hij zette de tekst om naar de “basiese vierheffingsversreël”. Dat spel met ritmische patronen, naar analogie van wat de middeleeuwse schrijver Willem in de brontekst al deed, moet tegemoetkomen aan de wijze waarop de tekst in de dertiende eeuw is gelezen, dus nog lang voor de boekdrukkunst: in de orale traditie van de voordracht. In 2022 is door René Broens een luisterboek opgenomen met diens rijmende vertaling, zo noteert Ohlhoff. De keuzes die Pieterse maakte voor een parlandistische stijl, dus gericht op mondelinge overdracht, nodigt uit tot een luisterboek in het Afrikaans. Misschien kan een van de bekende Afrikaanssprekende woordkunstenaars, zoals ik ze geregeld beluister op RSG, zich toeleggen op het inspreken van de nieuwe ritmische vertaling. Wat daarnaast verder releverend is, is een overzicht van de uitdagingen waarvoor de vertaler stond in de vertaalslag van het Middelnederlands naar het Afrikaans.
Pieterse verduidelijkt dat zijn vrije en berijmde vertaling grondig afwijkt van de bewerking (of dus de “verinheemsing”) waarvoor Eitemal meer dan veertig jaar geleden heeft gekozen. In Reinaard, die jakkals: ’n Afrikaanse diere-epos (1981) heeft deze vertaler het verhaal gesitueerd in Zuid-Afrika, met afrikaniseringen van milieu, karakters, namen en register. Domesticering of dus culturele adaptatie is niet de aanpak van Pieterse. Hij heeft de tekst gemoderniseerd, zoals de aanpassing van plaats- en eigennamen, maar toch vooral ook vervreemd voor de Zuid-Afrikaanse lezer, teneinde “die leser oorsee te stuur” (of dus een proces van “veruitheemsing”). Op de uitdaging van een transculturele vertaling wees Pieterse al eerder, in zijn vraaggesprek met Louis Esterhuizen op deze blog (zie verder). Niet zozeer de “sprankelende vertaling” (Stander 2017) door Eitemal, maar vooral de keuze die C. de Jong maakte in diens berijmde vertaling Reinaard (Van Reinaard die vos) (1983) heeft Pieterse geleid, vooral dan wat betreft het behoud van “die hoofse, Middeleeuse sfeer van die oorspronkelike teks” (p. 51).
Pieterse is naar mijn oordeel als een altijd weer geboeid lezer van de Reinaert, al sedert de middelbare schooltijd, in zijn opzet geslaagd. Vooral ook omdat de vrije en berijmde vertaling per definitie sterk afwijkt van het origineel in het Comburgse handschrift. Het gaat trouwens over veel meer dan “veruitheemsing” voor een Zuid-Afrikaans lezerspubliek. Vertaling is een creatieve productiereceptie van een anderstalige tekst. Pieterse is de uitdaging aangegaan en liet zich leiden “deur klanklike aspekte, humor en betekenisassosiaties” (p. 52), niet alleen met het doel eigennamen voornamelijk te “verinheemsen” en te “vervreemden”, zoals Lawrence Venuti in The Translator’s Invisibility. A History of Translation (2008 = tweede druk) toelicht, maar ook in het proces van creatieve teksttransmissie van Middelnederlands naar Afrikaans. Bij de hoopvol gestemde opmerking waarmee Pieterse de vertalersverantwoording afsluit, kan ik als lezer van de nieuwe (gedurfde) hertaling alleen maar onderschrijven: “Ek dra hierdie teks op aan alle lesers van Afrikaans en hoop dat hulle die vertaling van ’n tydlose meesterstuk sal geniet” (p. 53).
Reinaert-studie en -bewerking in 2023
Van den Vos Reynaerde is een van de meest becommentarieerde en vertaalde of bewerkte teksten uit de Middeleeuwen. Kort voordat Reinaard die vos in Zuid-Afrika is verschenen, publiceerde Frits van Oostrom zijn fenomenale boek De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk (2023). Ohlhoff maakt melding van het boek op de eerste bladzij van zijn inleidende tekst. Hij refereert ook aan de bijdrage van Van Oostrom in Tiecelijn, jaarboek van het Reinaert-genootschap: “In 2020 het Frits van Oostrom, bekende Medioneerlandikus, in die jaarboek Tiecelijn opgemerk dat die Reinaard iets van alles meegemaak het: teksuitgawes in alle formate en soorte, minstens duisend akademies gefundeerde publikasies, ’n oorvloed vertalings en navertelings” (p. 7). Aan de ontzagwekkende bibliografische lijst kan nu ook de vrije bewerking door Pieterse worden toegevoegd. Het zal interessant zijn, naast de vertaalstrategieën en -keuzes, de bewerking te beschouwen in het licht van het creatieve werk van Pieterse (de dichtbundels en het vertaalwerk: R.M. Rilkes Duino-elegieë (2007) en Tussen die abjekte en die eteriese. ʼn Keur uit die poësie van Michel Houellebecq (2018)) (https://versindaba.co.za/2018/06/01/onderhoud-met-henning-pieterse-vertalings-tussen-die-abjekte-en-die-eteriese-m-houellebecq/). De vertaling past in het tekstencorpus van Pieterse, vertalingen die ik reken tot de scheppende (idiomatische) productiereceptie van teksten uit andere taalgebieden en diverse culturele contexten. En bij uitbreiding ook in het scheppende werk van de auteur, bestaande uit dichtbundels en dramateksten.
Niet alleen zullen medioneerlandici opmerkingen hebben bij de keuzes, ook vertaalwetenschappers zullen een blik werpen op poëticale, literair-prosodische (of fonetische vormgevingselementen) en versificatorische ingrepen (zoals de keuze voor metrum, ritme, enjambementen). En op tal van andere vertaalbeslissingen die Pieterse maakte in zijn omgang met het meesterstuk in de Middelnederlandse literatuur. Ik kijk uit naar hun bespiegelingen.
Reinaard die vos. ’n Vrye vertaling van Van den vos Reynaerde. Vertaal en berym deur H.J. Pieterse. Inleiding deur C.H.F. Ohlhoff, Protea Boekhuis, Pretoria, 2023, 180 blz.
* Reinaard die vos, ‘n vrye vertaling van “Van den vos Reynaerde, vertaal en berym deur H.J. Pieterse. Protea Boekhuis, 2023.