De engelen
Boven de daken de wolken, wonderlijk rustig, eronder
Anne. Meer nog dan in plaats, hoewel ontzettend in
plaats, zit ze vast in tijd,
tijd die maar niet voorbijgaat en tegelijk langzaam
voorbijgaat. Ze heeft een nachtmerrie over
een vriendin die haar vraagt
‘hoe heb je me kunnen verlaten? ‘
Ze weet niet dat ze over zichzelf droomde, dat het
de wereld is die haar verliet en dat de engelen
zingen over hoe de mens de mens
de menselijkheid ontneemt.
En terwijl ze door een spleet in de gordijnen
naar de buren kijkt, naar de mensen met hoeden op straat,
zingen de engelen over het leven dat ze had moeten leiden.
Ze kijkt naar de bloeiende boom en schrijft.
© Edwin Fagel, 2024