Enquête
Recent publiceerde Versindaba een tweedelig artikel over dynamische processen in het literatuurbedrijf. Literaire landschappen laten een steeds wisselend samenspel, of dus een complex, zien van actoren en instituties met specifieke agentschappen en strategieën. De samenstellende redacteurs Gillis Dorleijn en Kees van Rees belichten in de inleiding van De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000 (2006) het institutioneel onderzoek gericht op de interactie van instituties en organisaties, actoren en instanties, instrumenten en strategieën in het literaire veld. In mijn bijdrage op deze blog refereer ik aan particuliere casussen – boekhandels, uitgeverijen, internetblogs, tijdschriften, bibliotheken, letterenfondsen – in het besef dat geen positie voor altijd is verworven. Instituties en actoren dragen bij tot de materiële en symbolische productie van literatuur, dat wil zeggen: de productie, de distributie, de consumptie en de receptie van literaire producten. In het literair-institutioneel en systeemtheoretisch onderzoek worden de complexiteit en de veranderlijke aard en zich wijzigende constellatie van agenten en instanties geanalyseerd. De verzameling wijzigt, omdat instituties veranderen en hun onderlinge verhoudingen. Betrokkenen hanteren een poëticaal-esthetische visie en gebruiken (macht)posities en strategieën, instrumenten of agenda’s om posities te handhaven, uit te breiden of te promoten. Tal van factoren en onderliggende processen bepalen de structuur van het complexe samenspel en hun inherente verschuivingen. Wat we “literaire kwaliteit” noemen is evenzeer aan verschuivingen onderhevig. Ze worden bepaald door denkwijzen en organisatievormen, aldus Dorleijn en Van Rees.
De recente Afrikaanse letteren laten vanuit systeemtheoretisch perspectief de afgelopen jaren weer een ander samenspel zien dan wat Dr. Leti Kleyn in haar proefschrift (2010) beschrijft. Spelers zijn gewijzigd, hun strategieën bijgesteld, de organisatievorm is aan maatschappelijke, culturele en economische omstandigheden aangepast. Sommige actoren en instanties mogen dan blijven, de posities in het landschap verschuiven. In een periode van bijna anderhalf decennium manifesteren zich in de Afrikaanse cultuurgemeenschap weer andere of dezelfde actoren en instituten, sommige verdwijnen van het voorplan of ondergaan een gedaanteverwisseling. Barometers in een literair klimaat zijn niet stabiel, omdat parameters voortdurend wijzigen en dus ook de normatieve opvattingen die tijd- en plaatsgebonden zijn. Uitgevershuizen met een lange staat van dienst laten in de beleidsvisie, de fondsopbouw, keuzes in het uitgavenbeleid en bepaalde economische bedrijfsbeslissingen ontwikkelingen zien. Ook wat de canon wordt genoemd, hoe literatuuronderwijs wordt georganiseerd, de stand van de literatuurkritiek en fora waarop aan literatuurbeschouwing wordt gedaan, et cetera, laten een wisselende conjunctuur zien, met spelers die een veranderlijk agentschap laten zien. Omdat een samenleving verandert, ondergaat ook een cultureel en literaire veld de hele tijd transities.
In een kort vraaggesprek wordt actoren in de Afrikaanse literatuur gevraagd hoe zij hun rol beschouwen als literair agent, hoe en aan welke specifieke fluctuaties (literair, cultureel, maatschappelijk, economisch) het veld van de Afrikaanse letteren onderhevig is, welke uitdagingen zij persoonlijk ervaren als bepalend voor de actuele Afrikaanse literatuur.
Gesprekspartners bekleden uiteenlopende rollen in de Afrikaanse letterkunde: schrijver, vertaler, uitgever, criticus, academicus. Eerst wordt gevraagd naar de institutionele functies en vervolgens gepeild naar ontwikkelingen in het hedendaagse Afrikaanse literatuurlandschap, welke wegen de betrokkenen zelf bewandelen in die trajecten van de literatuur en hoe het gesprek vandaag verloopt en/of welke de uitdagingen zijn voor de Afrikaanse letteren. Ieder gespreksgenoot spreekt natuurlijk in eigen naam, vanuit een particuliere positie en gericht op een persoonlijke esthetica, de institutionele rol van literair agent, van betrokken instantie in het vertoog over literatuur in een Zuid-Afrikaanse context.
Deel 10 – Alwyn Roux
1 Kun je het agentschap (“agency”) als literair betrokkene in het hedendaagse Afrikaanse literatuurlandschap becommentariëren? In het complexe systeem van literaire actoren, instanties en strategieën bekleed je naast velen hoe dan ook een eigen positie. Hoe zou je die rol zelf omschrijven?
ALWYN ROUX
Ek is besig met baie projekte en soms is dit goed om ’n bietjie terug te sit en te dink waarmee jy jouself daagliks besig hou. Ek het pas teruggekeer van die Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) se tweejaarlikse kongres. Dit het by die Universiteit van Namibië (UNAM) plaasgevind en mev. Annika van der Linde (UNAM) het baie van die reëlings daar getref. By die kongres het ek ook ’n nuwe rol gekry, naamlik as voorsitter van die SAVN vir die termyn 2024-2027. As deel van my aanvaardingstoespraak van hierdie rol, het ek genoem dat dit vir my belangrik sal wees om te luister, te leer, erkenning te gee waar nodig, en bowenal te dien deur te doen (miskien praat hierdie ideale ook met my agenskap as literêre betrokkene in die hedendaagse Afrikaanse literêre sisteem). Hierdie voorsitterstaak maak deel uit van my pligte as dosent aan die Departement Afrikaans en Algemene Literatuurwetenskap, Unisa. My pligte as akademikus word ingedeel onder (1) leer en onderrig, (2) navorsing, (3) akademiese burgerskap en (4) gemeenskapsdiens.
Wat leer en onderrig betref, is ek die dosent vir die kreatiewe skryfkuns-program by Unisa, asook honneurs literatuurwetenskap en MA- en PhD-navorsingsbegeleiding (literatuurwetenskap). Wat navorsing betref, is ek tans besig (in samewerking met jou) met die verbeelding van Afrika in Breyten Breytenbach se werk, alhoewel leer- en onderrigtake dikwels veroorsaak dat ek nie by die nodige navorsing uitkom nie. Dit is natuurlik geweldig frustrerend, maar gelukkig is daar navorsingsontwikkelingverlof om na uit te sien in 2025. Akademiese burgerskap behels aspekte soos interne en eksterne komiteewerk, moderering van antwoordstelle en die nasien van MA-verhandelinge en PhD-proefskrifte. Ek geniet dit om te netwerk en is die stigter van die aanlyn gespreksforum Samespraak (www.samespraak.com). Dit is ’n navorsingsplatform wat aanvanklik uitsluitlik gefokus het op Afrikaanse en Nederlandse letterkundige ondersoek. Die fokus is egter nou wyer gespan en sluit ook Suid-Afrikaanse tale in gesprek met mekaar in, terwyl die aanvanklike fokus op Afrikaanse en Nederlandse letterkunde verder uitgebou word. Wat gemeenskapsdiens betref, dink ek ek kan baie meer verrig. Tans gee ek kreatiewe skryfkuns-klasse by GetOn Skills Development Centre in Pretoria. Hierdie klasse het ten doel om mense wat in besit is van ’n matriekkwalifikasie, maar geen verdere kwalifikasies nie, te bemagtig om werk te kry. Ek is ook ’n kreatiewe skrywer en my debuutbundel, “Weerskyn”, het in Februarie vanjaar by Protea Boekhuis verskyn.
’n Aantal ander take: Ek is die redakteur van Stilus, die poësieblad van Stilet, wat een keer per semester verskyn. Ek is mederedakteur van ’n spesiale nommer van Journal for Literary Studies oor transtaligheid. Hier is die skakel (https://unisapressjournals.co.za/index.php/jls/announcement/view/156) (stuur asb. bydraes). Ek is die redakteur van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns (SAAWK) se huldigingsbundel oor Uys Krige. Ek gaan vanjaar in gesprek tree met ander digters by Tuin van Digters en Woordfees oor my bundel “Weerskyn”. Daar is dus baie dinge aan die gang.
2 Het gesprek over literatuur op het openbare forum wordt niet alleen bepaald door schrijvers, teksten en bijvoorbeeld de literatuurkritiek. Ook uitgeverijen, met zaakwaarnemers en managers, redacteurs, boekontwerpers en lectoren, of bijvoorbeeld literatuuronderwijs op school en aan universiteiten, bepalen naast tal van andere agenten het beeld van een literatuur(landschap). Welke poëticale visie of ideeën omtrent literaire producties verdienen (méér) aandacht in het huidige literair systeem?
ALWYN ROUX
Skole verdien meer aandag. Ek is juis nou besig met my Nagraadse Onderwyssertifikaat (NGOS) deur Stadio en het in April/Mei geproef by Hoërskool Hermanus. Dit is belangrik om ’n leeskultuur in Suid-Afrika te vestig en skole is die plek waar dit moet gebeur. Die rol van biblioteke en taal- en letterkundeonderwysers in skole moenie onderskat word nie. Ek weet die lenteseminaar by Universiteit Stellenbosch word baie waardeer deur onderwysers.
Wanneer leerders op ’n vroeë ouderdom reeds ’n liefde vir boeke en lees aanleer, vestig ons ’n leeskultuur. En dit moenie net oor Afrikaanse boeke gaan nie. Dit gaan hand aan hand met moedertaalonderrig. As jy ’n boek in jou eie moedertaal lees terwyl jy nog op skool is, beskou ek dit as ’n groot wen. Leer om te lees. Leer leerders ’n liefde vir lees aan. Kry ’n leerder om ’n boek te koop of om in te skakel by die openbare biblioteek. Dit sal natuurlik ’n invloed hê op die wyse waarop leerlinge leer om te skryf en sal die inskakeling by ’n hoëronderwysinstansie soveel beter maak.
As mens die lees van gedigte of romans voorstel op skoolvlak, wil leerlinge weet waarom dit gedoen word. Daar is baie redes waarom ons lees: om te leer hoe om vir jouself te dink (kritiese denke); om jouself in ander mense se skoene te plaas (empatie); om te leer hoe om te lees en te skryf (lees- en skryfvaardighede). Daar is nog baie redes ter aanvulling. Kortom, ons moet ’n leeskultuur in Suid-Afrika reeds van skoolvlak af vestig.
3 Hoe zie je het hedendaagse landschap van een kleinere literatuur zoals die van het Afrikaans in een meertalige en multiculturele omgeving? Zijn er bepalende factoren en veranderingen die het gesprek over Afrikaanse literatuur vandaag anders maken dan gisteren?
ALWYN ROUX
Ek lees nou die dag ’n mooi aanhaling raak van Uys Krige: “Daar is niks in die hemel of op die aarde of onder die see wat nie in Afrikaans uitgedruk kan word nie.” Alhoewel daar elf amptelike landstale in Suid-Afrika is, word Engels toenemend verkies bo inheemse Suid-Afrikaanse tale. Toe ek my BA in Kommunikasiekunde by die Noordwes-Universiteit in 2001 begin het, kon ek al my modules in Afrikaans voltooi het. Nou, as ingeskrewe student vir ’n Nagraadse Onderwyssertifikaat, blyk dit dat ek slegs in Engels kan studeer. Die aanbieding van Afrikaans het klaarblyklik verskraal en meeste Suid-Afrikaanse universiteite bied hoofsaaklik modules in Engels aan. Dit is jammer, maar hierdie verskuiwing het te make met die globale belang van Engels as ekonomiese en handelstaal.
’n Moontlike oplossing is om beide Afrikaans en Engels in onderrig te gebruik om sodoende die voordele van beide tale te benut. Afrikaanse studente moet aangemoedig word om te sien dat Afrikaans geen nadeel inhou nie. Verder moet tersiêre onderrig in Afrikaans bevorder word deur handboeke in Afrikaans beskikbaar te stel. Dit is een van die grootste struikelblokke vir Afrikaans, naamlik dat handboeke nie meer in Afrikaans op tersiêre vlak beskikbaar is nie.
By die instansie waar ek onderrig gee, is die meerderheid dosente nie vaardig in Afrikaans nie, wat lei tot ’n tekort aan hulpbronne vir die aanbieding van klasse in beide Afrikaans en Engels. Dit illustreer hoe praktiese realiteite dikwels voorrang geniet bo taalregte. Nietemin, as daar ’n aansienlike vraag na Afrikaansmedium onderrig is, behoort gepaste aanstellings gemaak te word om hierdie behoefte te bevredig. Die kwessie van insluiting en uitsluiting in taalonderrig is belangrik. Dit is noodsaaklik om op skoolvlak Afrikaans in haar gedaantes te onderrig. Terseldertyd moet leerders blootgestel word aan kontemporêre Afrikaanse literatuur, wat deur ’n nuwe generasie skrywers, soos Ronelda Kamfer, Nathan Trantraal, Lynthia Julius, Veronique Jephtas en Jolyn Philips, gevoed word.
Afrikaans as literêre taal moet dan ook moeite doen om in gesprek te tree met die ander offisiële landstale en hul literature, byvoorbeeld met isiXhosa en isiZoeloe, en Sesotho sa Leboa (Noord-Sotho), Sesotho (Sotho) en Setswana (Tswana). Antjie Krog het fantastiese werk gedoen met haar vertalings opgeneem in “Met woorde soos met kerse” (2002), wat poog om Afrikaanstaliges toegang te gee tot die ander digtradisies in die land. Ek sal bitter graag wil sien dat diesulke gesprekke meer geredelik in Suid-Afrika plaasvind. Dit is egter nie net Afrikaans se plig om uit te reik na ander tale en literature nie; dit is ’n geval waar tale moet inisiatief neem en met mekaar in gesprek moet tree. ’n Tussenganger soos PANSALB moet in hierdie opsig leiding gee. Daarbenewens, moet jy waar jy jouself bevind, ook jou deel doen om gesprekke van stapel te stuur sodat aksie geneem kan word in die wisselwerking tussen tale. Samespraak het inderdaad nou ’n eerste tree geneem in die poging om ’n gesprek tussen Suid-Afrikaanse tale en literature te inisieer oor transtaligheid. Hierdie gesprekke behoort in die tweede semester van die jaar voortgesit te word:
https://unisapressjournals.co.za/index.php/jls/announcement/view/156.