In de naam van de walvisjager
Het is moeilijk om voortdurend te houden van God
Soms verdien ik het niet om van Hem te houden
De antipathieke Bernadette spot met mijn devotie
En mijn moeder denkt dat mijn devotie een gimmick is
Ze eet koude tomatensoep in Milaan, ze leest haar horoscoop.
Niets lijkt te kloppen en daarom zal alles uitkomen
Een pafferige walvisjager benadert haar, hij vraagt
Of ze met hem mee wil gaan naar een foltermuseum
Een dik kind stikt in een Patagonische haas naast de guillotine
Een mager kind wordt bijna geschaakt door een opportunistische pelshandelaar.
Maar een Montenegrijnse messenslijper steekt er een stokje voor
Mijn moeder en de pafferige walvisjager verlaten het foltermuseum
En bezoeken de zoon van de walvisjager in een ontwenningskliniek
Hij is nederig en schuldbewust zoals het hoort
Mijn moeder leest hem een pervers sprookje voor: iedereen valt in slaap.
Een eeuw verstrijkt, een draak wordt verslagen, liefde zegeviert, iedereen is miserabel
Mijn moeder heeft drie dochters, maar wilde altijd een zoon
De zoon van de pafferige walvisjager zegt: ‘Elke nacht word ik gemolesteerd
Door een sluwe en volhardende nachtverpleger, hij is rijk, hij heeft een manege.
Hij doet dit werk enkel om aan zijn trekken te komen. Zijn lievelingsmerrie heet Calcutta.’
Mijn moeder zegt: ‘Zo kan je toch niet genezen…’
De pafferige walvisjager zegt: ‘Hij is een mythomaan; er werkt hier geen nachtverpleger
Die ook nog eens een manegetycoon is, en geen enkele merrie heet Calcutta… That’s absurd!’
Ze verlaten de kamer maar ’s avonds keert mijn moeder terug zonder de walvisjager
Die erbarmelijke vader, ze streelt de weerloze oorschelpen van de heilige junkie.
Hij wordt wakker en kust haar handen
Ze neemt hem mee naar de vlieghaven
Maar in een sandwichbar tijdens de verorbering van een liefdeloos broodje tonijnsalade
Beseft de heilige junkie dat hij toch niet kan ontkomen aan zijn beulen
Dus keert hij terug naar zijn vader en verpleger.
© Delphine Lecompte 2018