Spartelen en lijden in een blokhut
In een blokhut begrijp ik de dood eindelijk niet meer
De oude man die de blokhut bezit maakt houten reigers
Om zijn angsten te bezweren, vroeger was hij de rijkste baggeraar van Amerika
Nu is hij een vereenzaamde pedofiel met een incontinente poedel
En een dochter die elke dinsdagavond belt om het over garnaalkroketten
En vleeskleurige kousenbroeken te hebben.
Ik was het kind in de sneeuw, de heks op de drempel, de onwelkome profetes
Ik zie ons hier sterven, de oude man in zijn badkuip, ik gewoon met mijn hoofd in de oven
Maar eerst moet er nog gesparteld en geleden worden
Elke woensdagochtend ga ik naar de markt om eieren, kiwi’s, en sponzen te kopen
De sponzenverkoper is een jonge gierige man met een bochel.
De kiwiverkoper is een vroegwijs kind met grote verontwaardigde nachtdierogen
De boerin die de eieren verkoopt lijkt op mijn zotte tante Katrien van Veurne
Ze werd eens niet verleid door de eerste zwarte postbode van Veurne
En dit heeft ze nooit verkropt, soms bevredigt ze zichzelf met een diepvrieskreeft,
Bij voorkeur in de kantine van de zwemclub, vroeger was ze Belgische kampioene schoolslag.
Ik was nooit beloftevol en dit is wellicht mijn redding geweest
Elke donderdagmiddag gaat de oude man jeu de boules spelen met een uitbundige Spanjaard
Die niet in hetzelfde schuitje zit, zijn enige vriend, hij veracht hem
Na het spel eten ze pistache-ijs en bekijken ze kinderen op de dijk
De oude baggeraar kijkt vooral naar de verwaarloosbare tepeltjes, de uitbundige Spanjaard kijkt
Vooral naar de versletenheid van de kleren.
In een blokhut zie ik de dood in een ander licht
In een warmer licht
Ik haal mijn hoofd uit de oven
Er valt nog heel wat te ontdekken over het spartelen en het lijden.
© Delphine Lecompte 2018