“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – du Perron
Versindaba publiceert onregelmatig het ‘Cahier van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt bij Naledi, is een neerslag van leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Zuid-Afrikaanse letteren.
#23 Literaire marktwaarde, cultureel prestige en het Afrikaanse uitgeverswezen
_Deel 2
Institutioneel onderzoek van literaire systemen
In de kritische ontvangst van literatuur en de wijze waarop canoniseringsprocessen zich voltrekken spelen (beslissingen van) auteurs, redacteurs en/of lectoren, uitgevers en tal van andere spelers met agency een rol. Niet alleen marktgerichte strategieën zijn sturend. Ook bijvoorbeeld de vertrouwensband tussen schrijver en redacteur/uitgeverij, overwegingen die met loyaliteit en professionalisme te maken hebben moeten in de dynamiek van een uitgeverijlandschap niet worden onderschat. Schrijvers kunnen hondstrouw blijven aan het fonds dat het werk op de kaart heeft gezet, weer anderen kiezen voor een omgeving die betere garanties biedt, zoals financieel of inzake zichtbaarheid. Het landschap is onderhevig aan economische trends. Daarenboven heeft literatuur aan maatschappelijk prestige ingeboet en bekleedt ze intellectueel en cultureel niet langer de positie die ze ooit had.
Er kan een waaier van redenen zijn waarom schrijvers andere oorden opzoeken. De verhuis van Vlaamse schrijvers in de jaren tachtig naar Nederland (de Grachtengordel), weg uit het toen nog overwegend provincialistische Vlaamse uitgeverslandschap, was toe te schrijven aan overwegingen die met literair prestige en status te maken hebben. Het boek Lezer, er zijn ook Belgen! Interactie tussen de Nederlandse en Vlaamse literatuur via literaire kritiek en uitgeverij (1980-1995) (Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2013) van de Nederlandse neerlandica Floor van Renssen bestudeert de toenemende aandacht vanaf de jaren tachtig van Nederlandse uitgeverijen en critici voor Vlaamse auteurs. Voor de Afrikaanse literatuur vanaf het jaar 2000 schreef Leti Kleyn een proefschrift vanuit systeemtheoretische invalshoek: ’n Sisteemteoretiese kartering van die Afrikaanse literatuur vir die tydperk 2000-2009. Kanonisering in die Afrikaanse literatuur (Universiteit Pretoria, 2013). Niet alleen het werk van schrijvers is soms gebaat bij een ander productiehuis. Het zijn tezelfdertijd de uitgeverijen die bepalen welke auteurs passen in een fonds én in hoeverre het literair werk aansluiting vindt bij een beleidsvisie, de fondsopbouw en zelfs wat we de poëtica kunnen noemen van een uitgeverij. Dat systemische samenspel van factoren, bedenkingen en besluiten is dus complex.
Promotie van literaire opvattingen
In het selectie- en canoniseringsproces spelen kort samengevat velerlei factoren. Actoren zoals critici en docenten, vertalers, redacteurs en lectoren van uitgeversfondsen of instituties zoals het onderwijs en de boekhandel, de uitgeverij en de literatuurkritiek, het academisch onderzoek, en ook subsidiënten, academies en literaire prijzen (jury’s), internetsites en blogs (zoals in Zuid-Afrika voor de Afrikaanse literatuur LitNet, Voertaal en Versindaba), bloemlezingen en literatuurgeschiedenissen, leeskringen en schrijversverenigingen, naast vele andere, dragen bij tot de vorming van een canon en het gesprek over literatuur. Spelers op het literaire veld, zoals Dorleijn en Van Rees in het verlengde van Bourdieu stellen in de inleiding van De productie van literatuur, verlenen symbolisch kapitaal aan literatuur. Iedere instantie heeft een eigen agenda en propageert een literair-esthetische smaak of tenminste een bepaalde visie op wat literatuur zou moeten bieden. Strategieën worden aangewend om opvattingen van literatuur te promoten en te rechtvaardigen. Ook schrijvers en uitgevers hebben zo hun strategieën: sommige actoren zijn goed in zelfpromotie op sociale media of elders.
Het literair systeem laat een steeds wisselend samenspel zien van actoren en instituties. Het bedrijf vertoont een dynamiek van wisselende (of hardnekkige) posities en standpunten, instanties en hun strategieën. In het veldtheoretisch onderzoek, zoals bekend gebaseerd op inzichten van de Franse cultuursocioloog Pierre Bourdieu, en in het literair-institutioneel onderzoek worden de positionering en literatuuropvattingen van spelers in het literaire veld geanalyseerd. Het literair-systemisch en/of veldtheoretisch onderzoek is sedert de jaren negentig nogal populair in de letterkundige neerlandistiek. Het gaat over tijdschrift- en uitgeverijstudie, systeem-theoretische analyses, onderzoek naar het literaire postuur van schrijvers, over de literatuurkritiek in dag- en weekbladen en tijdschriften, de studie van literaire cultuur, et cetera. In de Afrikaanse letterkunde zien we soortgelijke cultuursociologische perspectieven opduiken, al is het mijn indruk dat literaire analyse, vergelijkend en poëticaal onderzoek én veeleer thematische benaderingen de boventoon voeren. In verschillende taalgebieden bestaan andere wetenschappelijke tradities, maar zijn er ook parallellen (zoals biografische studie).
Geruis in de letteren
Wat vandaag in het literair gesprek “dominant” is, kan dat morgen niet meer zijn. Uitgeverijen, letterenfondsen, organisaties zoals PEN Afrikaans die vertalingen van Afrikaanse letteren bevorderen, schrijfresidenties (o.a. Jakes Gerwel Stigting) of bijvoorbeeld docenten werkzaam aan universiteiten en hogescholen, leerkrachten en lezers hanteren voor het bepalen van een literaire selectie een eigen poëticale visie en zetten strategieën in om hun esthetica publiek uit te dragen. Denkbeelden worden gevormd en uitgedragen door betrokken instanties. De wijze bijvoorbeeld waarop het subsidiegeld wordt verdeeld, welke critici en hun particuliere oordelen aan bod komen, de rol van de media en van specifieke publicatiekanalen: deze en andere factoren dienen in rekening te worden genomen wanneer een “literair veld” wordt beschreven. Zo een beschrijving is per definitie altijd een tijdelijke bestekopname. Vandaar dat in de vermelde proefschriften van Van Renssen en Kleyn, naast andere studies, de periode strak is afgebakend. Daarbij kan worden aangestreept, in die bredere institutionele context, dat een canon vooral geen kwestie is van uitsluitend esthetische smaak, waarover trouwens doorgaans geen consensus bestaat. Er is ook het fenomeen van “het geruis”: critici en andere lezers die elkaar in hun meningsvorming beïnvloeden. Die echo is mee verantwoordelijk voor de manier waarop boeken worden onthaald in de media. Er wordt gesproken over een ruis die rond een boek ontstaat. De boekbeoordeling door gezaghebbende recensenten of academici verspreidt zich als een ruis door het literatuurlandschap. In de receptiestudie kan dat fenomeen van navolging – de vorming van meningen – worden beschreven.
Poortwachters
Machtscentra verliezen in de loop van de tijd soms aan relevantie. Literaire trends wisselen af of zetten zich door. Ook in de Afrikaanse literatuur, zoals in het Nederlandse taalgebied en in anderstalige literaturen, zien we een dynamiek van wisselende dominantie. Daaraan moet worden toegevoegd dat ook een literair systeem niet op zich bestaat. Tussen taal- en cultuurgebieden zijn er velerlei vormen van interactie. Een literair landschap is veelkleurig, meertalig en heteronoom. Vraag is in hoeverre met name de literaire systemen van het Afrikaans en het Nederlands met elkaar interageren. Wie bepaalt dat welke teksten uit een van beide talen worden vertaald? In hoeverre beïnvloeden tendensen in de respectieve literaturen elkaar (al dan niet bemiddeld door vertaling)? Ook het uitgeverijlandschap van het Afrikaans ondergaat verschuivingen, met de oprichting van nieuwe uitgeversprojecten, kleinschalige ondernemingen die eventueel marktcorrigerend opereren en uitgeversfondsen die vandaag anders georganiseerd zijn dan pakweg tien jaar geleden. Concernvorming, zoals NB Uitgewers (met o.m. Tafelberg, Human & Rousseau, Queillerie, Kwela en Pharos) en het concern van LAPA, Umuzi en Penguin Random House South Africa, kleinschalige initiatieven zoals Imprimatur, de wijze waarop uitgeverijen onderling samenwerkingsverbanden aangaan, welke financieringskanalen worden aangeboord enzovoort, vormen het Afrikaanse literatuurlandschap. Uitgeverijen bepalen niet alleen wàt wordt uitgegeven, hoé het boek wordt geproduceerd en uiteindelijk bij de kritiek en de lezer terecht komt. De processen zijn niet neutraal of waardenvrij. De weerklank van een boekuitgave in de literatuurkritiek en dus bij een lezerspubliek is mee toe te schrijven aan promotiecampagnes, boek-productionele besluiten, redactionele bemoeienis, kaftontwerp (keuze van achterplattekst en zelfs schrijversfoto) en de werking van commerciële afdelingen van een uitgeverij. Niet alleen de schrijver of de tekst bepaalt, kort samengevat, hoe het werk uiteindelijk wordt ontvangen. De uitgeefpolitiek met betrekking tot Afrikaanstalige literatuur in Zuid-Afrika, na 2010 (zie de periodeafbakening in het proefschrift van Kleyn), verdient vanuit deze optiek een (‘systeemtheoretische’) institutionele analyse. Dan wordt wellicht ook duidelijk waarom bepaalde boektitels geen of nauwelijks respons krijgen op het publieke forum, waarom titels over het hoofd worden gezien voor literaire prijzen of waarom een dichtbundel of een roman een sluimerend bestaan kent in een literair landschap.
De keuze voor en het aanzien van de uitgeverij bepalen mee de waarde die aan een boek wordt toegekend. Bijzondere manuscripten die bij een uitgeverij met beperkt prestige worden uitgegeven, onvoldoende omkaderd zijn door goede distributiekanalen en een gegarandeerde afname door boekhandels krijgen uiteraard niet de aandacht die ze verdienen of die ze bij andere uitgeverijen met meer prestige en professionalisme wel hadden ontvangen. Marktstrategie is in het gesprek over literatuur niet zonder belang. Uitgevers zijn naast lectoren en redacteurs, critici en recensenten, onderwijzers en academici zonder meer de meest prominente poortwachters van het literair bedrijf.